We treffen Féline Minne tijdens een van haar schaarse tussenstops in België. Hoewel ze hier is opgegroeid en studeerde (Animatiefilm aan het Gentse KASK), zwierf ze al snel uit. “Het zou te gemakkelijk geweest zijn, in Gent voelde alles veilig en vertrouwd, ik wou mezelf uitdagen.” Dat deed ze, en hoe. Als één van de slechts twintig studenten per jaar werd ze toegelaten in de richting Schilderkunst aan de Royal College of Art in Londen. “Daar werd je niet behandeld als student”, zegt ze, “zodra je daar binnenstapt word je gezien als kunstenaar. Je krijgt een studio toegewezen, overlegt vaak met je medestudenten, krijgt feedback van curatoren en critici die op bezoek komen. Het was een erg leerzame tijd.”
Ondertussen woont Féline in Nieuw-Zeeland, want ook Londen was haar te genoeglijk geworden. “Ik leid een nomadisch bestaan, ik blijf zelden lang op een plek, ik voel snel wanneer het genoeg is geweest.” Waar ze neerstrijkt maakt ze schilderijen die een connectie hebben met de plek, al is dat voor de kijker niet rechtstreeks te detecteren. “Ik heb een erg beeldend geheugen. Een flits van een landschap is voor mij genoeg voor een innerlijke explosie, beelden waar ik wekenlang mee aan de slag kan. Ik kan uit weinig heel veel creëren.”
Visuele dagdromen
Dat deed ze bijvoorbeeld in IJsland, waar ze vier weken lang verbleef. Het leverde een reeks kleine schilderijtjes op met een apart kleurenpalet van pastel, fluo, felle, heldere kleuren en zelfs brutaal zwart. Een riskant coloriet dat een duidelijk spanningsveld oplevert. Want hoe vrolijk en speels haar werk op het eerste gezicht ook moge lijken, wij lezen een donkere ondertoon. Daarover wil ze liever niet zoveel lossen, behalve: “Elke goede komiek is in wezen depressief. Echte humor kan slechts ontstaan uit pijn. Maar door humor slaag je er ook in pijn te overleven.”
Soms zijn de werkjes uit de IJsland-reeks deels figuratief, soms helemaal niet. Nergens krijg je een letterlijke weergave van de realiteit, altijd zijn het vervormingen die ontstaan uit visuele dagdromen. “Zelf ervaar ik mijn werk als zeer figuratief, maar doordat ik diverse lagen en vormen over elkaar leg, werk met collage en soms enorme uitvergrotingen, is dit niet steeds te zien voor de beschouwer. Echter ik weet precies wat erachter zit.”
Elk werk staat op zich, door elk werk laat ze zich weer verrassen. “Ik zie mijn oeuvre als een zoektocht naar de verwondering. De verwondering die je als kind vanzelfsprekend hebt voor elke vlinder, elke bloem die je ziet. Soms kan ik urenlang kijken naar een werk. Het lijkt misschien willekeurig opgesteld, maar veel is beredeneerd. Ik kijk naar mijn schilderijen zoals ik vroeger naar de wolken keek. Ik verstopte me in het riet en bleef daar urenlang liggen. Schilderen is voor mij even troostend als verdwalen in de natuur. Een troostende vorm van escapisme.”
Driehoeksrelatie met muziek
Schoonheid scheppen uit lijden, is dat niet wat elke kunstenaar in wezen doet? Of bestaan er spannende kunstenaars die helemaal in vrede leven met zichzelf en nauwelijks littekens meedragen? We hebben er nog geen ontmoet. Echter worstelingen uit het verleden kunnen zoveel vormen aannemen, in zoveel subtiele variaties tot uiting komen. Neem de voorliefde van Féline voor rockmuziek uit de jaren zestig en zeventig. Ongetwijfeld zal de revolutionaire aura van dit tijdperk haar charmeren, een weerklank vormen voor kleinere maar niet onbelangrijke revoluties uit haar persoonlijke geschiedenis. Al draagt de eerder opgewekte, positieve muziek uit die jaren haar voorkeur: Cat Stevens, The Beatles, Simon & Garfunkel, zelfs de poëtisch-gevoelige Nick Drake.
Haar relatie tot deze muziek is een wisselwerking met diepere gronden. Een driehoeksrelatie kan je het noemen: de muziek komt haar tegemoet, mengt zich met haar meer intieme emoties, waarop ze deze mix van muziek en gevoel behoedzaam aan het canvas toevertrouwt, aandachtig voor details, receptief voor nieuwe emoties die haar onverwacht overkomen tijdens het ontstaansproces. Wellicht zal de evolutie van een werk ook haar muziekkeuze van het ogenblik bepalen, zo beelden we het ons in.
Vol aspiratie
Het maakt dat haar werk heel persoonlijk is. Stukjes puzzel van een grootser, uniform geheel. Een vertrouwde kamer die enkel zij volledig kent, maar waar ze via haar schilderijen ook anderen in uitnodigt. Hoewel haar werk abstract oogt, stopt ze het vol verzonnen, sprookjesachtige personages, of hints ernaar. Je zal ze echter niet snel terugvinden of herkennen, haar relatie tot hen zal je nooit kunnen duiden. Het mysterie voltrekt zich tussen haar en haar werk. De geheimen delen ze.
De kijker zal dit mysterie niet noodzakelijk gewaarworden. De werken ogen opgewekt, als vol toekomst en aspiratie. Een diepe ademhaling vooraleer ze zich vol overgave in een nieuw avontuur stort, zowel in haar werk als in haar parcours als hedendaagse nomade. De gelaagdheid, en de mogelijkheid om als toeschouwer troost te vinden in het joyeuze, maakt haar werk universeel en voor iedereen toegankelijk. Wij werden er gewoonweg vrolijk van, hoopvol uitkijkend naar wat komen zal.
Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch en werd geschreven in samenwerking met co-hoofdredacteur Frederic De Meyer.
Comments