Fia Cielen (40), beeldend kunstenaar, docent KASK Gent
Als je bij Fia Cielen op bezoek gaat, betreedt je niet zomaar een appartement, je betreedt een universum. Haar indrukwekkende, heuphoge hond (kruising herder-malamute) kijkt je met zo’n wijze blik aan dat je er een beetje ongemakkelijk van wordt. De ruimte is gedecoreerd met weelderige planten, dierenschedels en allerlei curiosa. Een privé-wunderkammer, een stukje wildernis in Berchem.

Precies dat is het hetgeen Fia Cielen mist in onze hedendaagse maatschappij: de wildernis. “Alles is tegenwoordig gereguleerd”, zegt ze, “we verzinken in de regeltjes. Voor mij voelt dat claustrofobisch. Ik denk ook dat dit niet zo gezond is. Want onder ons laagje beschaving schuilt hoe dan ook het wilde. We leven nog niet zo heel erg lang in zo’n geciviliseerde, geordende maatschappij. Doordat men geen uitlaatklep meer vindt, krijgen we te maken met perfide vormen van ‘wildheid’, zoals agressie, rellen en grensoverschrijdend gedrag.
“In vroegere tijden stond men veel dichter bij deze ambigue manier van zijn. Het goede en het kwade, het lichte en het donkere, het mannelijke en het vrouwelijke, het wilde en het menselijke, zat in ieder van ons vervat. Je kon heel makkelijk veel dingen tegelijk zijn, het was een glijdende schaal, niet alles zat in vakjes. Misschien hebben we dat nu nodig als houvast, maar we zijn er ook veel mee verloren denk ik.
“Op gezette tijden waren er vroeger feesten waarop men ‘het beest’ kon vrijlaten. In sommige dorpjes in de Ardennen worden dergelijke tradities nog steeds in ere gehouden. In het piepkleine dorpje Petigny in de Ardennen wordt jaarlijks ‘le Mauvais Bien’ losgelaten, een wildeman in een pak volledig gedecoreerd met bladeren en takken. De kinderen van het dorp mogen hem de hele dag opjagen, en ’s avonds wordt hij – het pak natuurlijk – ritueel verbrand. Ook in andere Waalse dorpen en steden zie je dat het carnaval nog een heel andere betekenis heeft dan bij ons, waar het voornamelijk platte commercie is geworden. Mensen verkleden zich als everzwijnen, bomen en planten, ze staan dichter bij de natuur. Wij zijn die connectie een beetje kwijtgeraakt. Heidense rituelen hebben in het zuiden van ons land wel nog een plek. Bij het wisselen van de seizoenen zijn in sommige Waalse dorpjes overgangsfeesten, waarbij bijvoorbeeld de ‘winterheks’ of de ‘winterkoning’ wordt verbrand. Dit alles ver weg van enige toeristische belangstelling.”
Onder het masker
Het laagje beschaving dat onze ware, wilde ik verhult, is één van Cielens grootste fascinaties: “Tijdens bijvoorbeeld carnaval dragen mensen maskers. Deze transformatie laat hen toe om hun innerlijke wildheid los te laten, de regels van de beschaafde wereld even te laten voor wat ze zijn. Ik vind dit een mooie metafoor voor onze moderne cultuur, voor al het wilde dat broeit onder ons keurslijf. Misschien is de beschaving wel het masker, en niet andersom, misschien blijft onze ware natuur wel onderdrukt?”
Al haar hele carrière koestert ze dezelfde fascinaties. Haar eerste projecten, toen ze nog studeerde in Gent, draaiden voornamelijk rond het thema van domesticatie: “In de oude ACEC-site in Gent plantte ik in de plassen die ontstonden door het lekke dak, jonge bomen. Na verloop van tijd ontstond er op deze vervallen industriële site een nieuwe biotoop, met veel insecten en vogels. Het was wonderlijk om te zien. Ik heb in die binnenjungle ook een performance laten uitvoeren door een naakte vrouw, die werkte in de seksindustrie. Dat was heel mooi. De vraag die ik hiermee aan de orde wil stellen is: hebben we onszelf gedomesticeerd tot iets wat niet meer natuurlijk is?”
Ode aan de wildernis
“Ik hou daarom enorm van ‘tussenruimtes’ of ‘non-plaatsen’, plekken die ontsnappen aan de regulatie en interessant worden door hun verwaarlozing, zoals vervallen gebouwen of braakliggende terreinen. Langzaam worden ze weer door de natuur, door de wildernis, overgenomen. Zelfs in natuurgebieden kan dat niet meer, ook daar is alles aan regels onderhevig. Voor een project heb ik heel wat van dergelijke tussenruimtes bezocht en er gefilmd. Het bleek dat vooral mensen uit de marge, zoals zigeuners, daklozen en junkies er de vrijheid opzoeken. Tussenruimtes trekken mensen aan die nergens bij horen. Dit zijn de enige plekken waar echte wildheid nog bestaat.
“Ik noem het ook wel eens drempelplaatsen. Ze zijn ‘noch het een, noch het ander’. Voor mij staan ze metafoor voor alles wat ambigu is, de rode draad die de kern uitmaakt van mijn werk. De monsters die ik teken zijn ook menselijk, ze hebben iets sympathieks. Ik hou ervan de controle te houden, maar evenzeer om op een bepaald punt toch los te laten. Zo plaatste ik sculpturen in een terrarium en liet er spinnen in los, zodat ze webben konden weven rond de sculpturen. Die werken waren voortdurend in beweging. Bij aanvang mislukte dat ook wel eens. Ik had er bijvoorbeeld alle spinnen tegelijk in losgelaten, waardoor er één alle andere opvrat en dan lekker in zijn zelf geweven hangmatje ging liggen voor de komende maand. Daar ging mijn concept (lacht). Met behulp van een arachnoloog heb ik mij hierin verder bekwaamd. Bleek dat ik ze er met tussenpozen één voor één moest instoppen, zodat de hiërarchie duidelijk was en ze elkaar niet aanvielen.
“Ook maakte ik sculpturen met kristallen. Deze blijven groeien, zodat je bij de vernissage van een expo niet hetzelfde zag als op het einde. Dat soort werk is steeds in evolutie. Daarna zocht ik naar een procedé voor kristalinkt, om ermee te kunnen schilderen op papier. Het was een intensief onderzoek, maar het is me uiteindelijk gelukt. Ook die tekeningen blijven als het ware leven, zolang ze aan de lucht zijn blootgesteld. Omdat je heel snel moet werken – de inkt droogt zeer snel – kunnen de tekeningen ook mislukken. Ik hou wel van die ‘ingebouwde’ mislukking.”
De alchemist en de illusionist
“Ik ben geïnteresseerd in oude heidense rituelen en wijsheid, vooral vanuit een wetenschappelijk oogpunt. Mijn praktijk beweegt zich op de raaklijn tussen kunst en wetenschap. Ik heb periodes, zoals nu, dat ik heel veel research doe. Daaruit put ik de inspiratie voor mijn werken. Sociale media probeer ik zoveel mogelijk te vermijden. Te veel prikkels, te verslavend en het belemmert mijn creatief proces. Ik heb ervaren dat ik beter werk aflever als ik me afsluit en dat ik dan bovendien gelukkiger ben.
“Zelf integreer ik die oude rituelen niet in mijn werk, maar ik heb een Zweedse vriendin, de kunstenares Lisa Jeannin, die dat wel doet. Onze beider praktijken sluiten dicht bij elkaar aan. We koesteren eenzelfde fascinatie voor folklore en mythische figuren, maar zij gaat hierin veel verder. Ik heb wel eens trancetechnieken en psychedelische paddenstoelen gebruikt om een parallelle realiteit te bereiken en in een totale flow te komen, maar ik gebruik dit enkel omdat dit mijn werk ten goede komt. Als ik het onderbewuste volledig kan toelaten, dan maak ik gewoon beter werk. Maar Jeannin gaat veel verder. Zij verdiept zich al jaren in alchemie en bestudeert hiervoor de processen die beschreven worden in eeuwenoude boeken. Ze doet consultaties en dient mensen ‘elixirs’ of kruidenpreparaties doe en schijnt hiermee effectief transformatieprocessen in gang te kunnen zetten. Het is een wonderlijke brok kennis uit de renaissance die wij helemaal zijn kwijtgeraakt.
“Wij behandelen de natuur niet meer met respect, zien haar niet meer als een bron van wijsheid, zoals in de oude natuurgodsdiensten. Dat maakt mij wel triest. We gebruiken haar enkel op een zeer mechanistische manier. Alles moet geëxploiteerd worden. We zijn vergeten dat we zelf een onderdeel zijn van de natuur en dat we er goed moeten voor zorgen. Je ziet hiervan nu al de dramatische gevolgen.
“Voor mijn huidige werk grijp ik vaak terug naar het verleden. Ik heb me verdiept in het illusionisme, bijvoorbeeld in het werk van illusionisten uit begin 20e eeuw zoals Houdini. Een bepaalde sfeer scheppen vind ik in heel belangrijk. Een sfeer die je misschien wat onbehaaglijk maakt, omdat ze bevolkt wordt door tussenwezens en fantomen. Ik speel ook graag met licht en schaduw, daarom integreer ik kaarsen en olielampen in mijn werk. Ook hier fascineert mij de tussenwereld tussen leven en dood, ik wil werk maken op de drempel daartussen.
“Houdini zocht contact met de doden maar met zo’n zaken hou ik me niet bezig. Ik ben, zoals ik zei, nogal wetenschappelijk ingesteld. Zeven jaar geleden stierven mijn moeder en mijn grootmoeder in drie maanden tijd. Dat was een hele moeilijke periode, waarin ik fel door de dood gepreoccupeerd was. Je zag dat ook in mijn werk. Nu is dat voorbij. Hun sterven heeft voor mij wel bevrijdend gewerkt, mijn prioriteiten verschoven. Ik trek me veel minder aan van wat men van mijn werk denkt. Of het wel relevant is voor de hedendaagse kunstwereld vraag ik me niet meer af. Ik doe wat ik doe, en voel me nu veel vrijer dan voorheen. Gek genoeg is sindsdien de belangstelling voor mijn werk ook gegroeid.”
Berchem, 23 augustus 2018
Dit artikel verscheen eerder in de papieren Charlie.
Commentaires