top of page

Maria Lassnig, een onbeschaamde inkijk in de schaduwzijde van de vrouw



Als ik rondloop op de overzichtstentoonstelling van Maria Lassnig in Amsterdam, denk ik vooral één ding: Maria Lassnig was boos. Boos van nature, beestachtig boos zelfs. Boos op de veel te mannelijk gereguleerde kunstwereld, boos op wat men van haar verwacht als vrouw, boos op wat de liefde en het verlangen met een mens kunnen doen, boos op de fotografie, boos op de televisie, boos om milieuschade en dierenleed, boos om haar voortschrijdende ouderdom en aftakeling. BOOS. Neen, liefde en lichtheid moet je hier niet komen zoeken.


Is het daarom een slechte expo? He-le-maal niet. Integendeel, het is één van de beste tentoonstellingen die ik ooit heb gezien en wellicht nog zal zien. Alleen al om de omvang en de volledigheid: ’t Stedelijk nam de expo over van het Albertina Museum in Wenen, en dat betekent ettelijke zalen, mooi per thematische draad gerangschikt, gevuld met in totaal meer dan tweehonderd schilderijen, sculpturen, tekeningen, filmpjes en allerlei documentatiemateriaal. Te veel eigenlijk om in één bezoek te behappen, tenzij je een zeer geolied verwerkingssysteem hebt. Ik moest het halverwege een beetje opgeven, en selectief zijn in wat ik tot me liet komen. Kwestie van niet ten prooi te vallen aan één of andere bittere versie van het Stendhal-syndroom.

Want élk van die werken – ik lieg echt niet – is een stomp in de onderbuik, een weerhaak in het hart, een brandvlek in het brein. Niet meer en niet minder. Lassnig zegt het zelf in deze woorden: “Ik heb liever dat schilderijen indringend zijn dan elegant.” Van die taak kwijt ze zich met verve. En dat alles in bedrieglijk lieflijke pastelkleurtjes die neigen naar de giftige tinten uit één of ander laboratorium waar men zeer foute experimenten doet. Je dacht toch niet dat Lassnig ons zou plezieren met een vredig palet?

Het meest gekend is ze natuurlijk vanwege haar body awareness paintings. ‘Het enige echt werkelijke zijn mijn gewaarwordingen’, gelooft ze. Niet schilderen wat je ziet, maar wat je voelt, van binnen naar buiten. Vanuit haar innerlijke ervaringen ontstaan de uiterlijke vormen. Vandaar dat je vaak slechts stukken van mensen ziet, lichamen die uiteengespat lijken in heel erg foute verhoudingen. Als zij al zittende vooral haar kont voelt, wel dan krijgen wij overvloed aan derrière op het doek. Als ze een en al nervositeit is, wordt dat een Zelfportret met Zenuwlijnen. Sensualiteit overstemt? Jawel, een Fallisch Zelfportret. Zo werkt het bij Lassnig. Wat je nooit ziet? Haarpartijen. Al haar figuren zijn kaal. Want haar, dat voel je natuurlijk niet. 

Wat ze ook veruitwendigt? De verscheurdheid die ze voelt wanneer amor of eros te dicht in haar buurt komen. In wezen hunkert Lassnig naar intimiteit, maar ze vindt liefdesrelaties danig problematisch. Het vermoeiende spel van aantrekken en afstoten, de hechte verbinding die evengoed verstikkend kan werken, zinnelijke aantrekkingskracht eerder als last dan als lust. Haar ambivalente houding verbeeldt ze onder meer in de werken De last van het vlees en Illusie van verzuimde huwelijken, waar de man als een kind in de schoot van de vrouw ligt.

Het meest geraakt, puur emotioneel dan, was ik door de werken waarin haar moeder een rol speelt. Met haar had Lassnig een intensieve en ingewikkelde relatie. Ze was boven alles haar manager en steun en toeverlaat. Toen ze in 1964 stierf stortte haar wereld in en vergleed ze in een diepe depressie. Ze blijft haar moeder haar hele leven missen en verwerkt deze intense pijn in een aantal schilderijen, waaronder Balken in het oog/rouwende handen uit het jaar van haar overlijden. Een gloomy periode, wat zich overduidelijk ook vertaalt in de kleuren. 

Maar om toch met een vrolijke noot te eindigen, al is dat bij Lassnig natuurlijk discutabel: de zaal waar dierenliefde de hoofdrol speelt, is een lustrijk feest voor het oog. De term ‘dierenliefde’ is er eentje met dubbele bodems, want Lassnig bedoelt hier eigenlijk dierlijke liefde. Als ze een vrouw laat dragen door een stier, of een glibberige kikker in haar schoot plant, dan symboliseert dit ook de relatie tussen een menselijk stel. Erotiek? Ja, maar van de allesverzwelgende en duistere soort, een genre waarin Lassnig excelleert, even fulminant als wanneer ze feministisch woedend is. Mijn favoriet? Met een tijger slapen uit 1975. Kan het vrouwelijke verlangen mooier vorm krijgen op doek? Ook hier is Lassnig haar ongenadige zelve: “Elke man is een tijger, of hij de vrouw nu domineert of zij hem, ze wordt door hem verslonden.”

Lassnig stierf vijf jaar geleden maar haar werk is duivels actueel. GA. DAT. ZIEN. (voor één keer permitteer ik me hier een gebod in kapitalen, maar u zult zien dat dat compleet geoorloofd is)


Maria Lassnig ‘Ways of Being’, nog tot 11 augustus in het Stedelijk Museum Amsterdam: meer info.


Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch.


bottom of page