top of page

De poëtische schoonheid van de dood: over het werk van Cindy Wright

Als er één tentoonstelling is die u deze herfstvakantie nog moet meepikken, dan is het misschien wel ‘Dead poetry’ van Cindy Wright (°1962). De site van het Kasteel van Gaasbeek is op zich al een bezoekje waard, maar het werk van Wright, precies in die context, maakt het geheel helemaal af, zeker in deze tijd van het jaar.


Cindy Wright, True colors (nr. 8), 2016, houtskool en aquarel op papier, 155 x 122 cm

Zelden zag ik zo’n mooi samengaan van beeld, klank en decor. Het lijkt alsof de werken van Cindy Wright gemaakt zijn voor het Kasteel van Gaasbeek, en zijn eeuwenoude vertrekken. De kleuren van Wrights fotorealistische olieverfschilderijen resoneren perfect met het kleurenpalet van het kasteel, van het wijnrode behang tot en met het warm oranje van de glasramen. De soundscape van luitist en componist Jozef van Wissem leidt je op elegante wijze rond, en dat is nodig, want het basso continuo van ‘Dead poetry’ is behoorlijk donker.

Licht verteerbaar is deze expo dus niet. De centrale vraag die Wright immers stelt is: durven we onze eigen vergankelijkheid onder ogen te zien, durven we de dood in de ogen te kijken? En dit vaak letterlijk. Achter elke hoek in het kasteel schuilt een schedel met twee gapende koolzwarte gaten waar je in gezogen wordt: bruusker dan dit wordt de confrontatie met de dood (in de kunst) niet.

Vanitasschilderijen worden ze ook wel genoemd, het specialisme waarin Wright bijzonder onderlegd is: assemblages van schedels, gedoofde kaarsen, verwelkte bloemen en andere attributen die de tijdelijkheid en zinloosheid van het aardse bestaan verbeelden. Steevast zijn ze virtuoos geschilderd, blijk gevend van een uitzonderlijk ambacht, dat ze verwierf aan de Antwerpse kunstacademie.

Het sterkst vinden wij Wright echter – al is dit zeer persoonlijk – als ze afwijkt van die hele klassieke schilderstijl en bijna neigt naar abstractie, zoals in ‘Web of tears’ en ‘Meatpearls’, respectievelijk een uitvergroting van een spinnenweb en een homp vlees.

Is er dan geen troost te vinden, daar in de duistere gangen van Gaasbeek? O jawel. Soms is er een spatje humor te ontdekken in de werken, hoe macaber ze ook zijn, zoals in ‘Bubblegum bee’, ‘Utopia’ of ‘Tiger and squirrel’. Aangezien Wrights werken ook een aanklacht zijn tegen ecologische wantoestanden, zoals de welbekende ‘plastic soup’ of dierenleed, dragen ze ook een vorm van hoop in zich. Want wie zich boos maakt, is niet onverschillig, en droomt van beter.

Wat Wright je vooral leert, meer nog dan afkeer voor onze eindigheid, is een soort verzoening met die vreselijke dood. Want het is onmiskenbaar dat de stille, vreemde, eenzame wereld die ze voor je opent, ook een poëtische schoonheid in zich draagt. Symbool hiervoor staan de vlinders die veelvuldig in haar werk figureren. Stap voor stap dekken ze de doodshoofden toe, in ‘True colors’, de zeven houtskooltekeningen die als rode draad door het kasteel lopen. Met hun kleurenpracht – die Wright bewust slechts mondjesmaat suggereert – proberen ze ons onafwendbare lot te verzachten. Maar maken ze de dood hiermee niet mooier dan ze is? Benadrukken vlinders, met hun talent voor metamorfose, niet precies ook de dood? En is het daarom dat ze deels zwart-wit worden gelaten? Het spel dat Wright met je speelt houdt nooit op, en het is daarom dat deze expo zich zo onwrikbaar in je hoofd, hart en buik weet te nestelen.


‘Dead poetry’ van Cindy Wright loopt nog tot 4 november in het Kasteel van Gaasbeek. Daarna gaat het kasteel vijf maanden dicht, tot de winterkou voorbij is.


Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch

bottom of page