God of the Manacle As of the Free— Take not my Liberty Away from Me—
Zo gaat de laatste strofe van Emily Dickinsons gedicht ‘Let us play yesterday’. Het is de leidraad van Marenne Weltens nieuwe reeks schilderijen, die de geschiedenis van de vroege VS als vertrekpunt hebben. In het gedicht blikt Dickinson terug op een onstuimige verhouding in haar jeugd, waar ze nog onbezonnen kon opgaan in de liefde. Kan ze dit vandaag nog? Is de prijs van de passie steeds verlies van vrijheid, of maakt het van ons net vrijere, ‘wildere’ wezens? Het hele spanningsveld in dit gedicht bestaat uit uitbreken met als resultaat kwetsbaarheid, overgave met als gevaar gebondenheid.
Wat heeft dit nu te maken met het nieuwe werk van Marenne Welten? Daarvoor moeten we misschien even dieper in het opzet van haar recentste project duiken. Welten is net zoveel onderzoeker als schilder. Voor ze het penseel ter hand neemt, vindt er meestal een periode van studie plaats, over een specifiek thema. Wij vielen als een blok voor haar werk in 2015, toen ze onder de noemer ‘It is not all right’ met haar bedompte, ietwat claustrofobische interieurs exposeerde in De Pont, Tilburg. Naast de bevreemdende sfeer trok vooral haar omgang met de schildersmaterie ons aan: transparante olieverf, in gedempte kleuren, met royale penseelstreken aangebracht op wit canvas dat er bewust nog doorheen mag schemeren.
Deze keer is niet iets tastbaars als ‘interieurs’ maar een veel ruimer thema de trigger voor een nieuwe reeks. Tijdens een verblijf in New York vatte ze een fascinatie op voor de rauwe verhalen van de Europese kolonisten vanaf 1800 in de VS, en daaraan gelieerd: voor het ruige Amerikaanse landschap en de oorspronkelijke bewoners, de Indianen. Meer bepaald zoomt ze in op de familieportretten van de kolonisten voor hun nieuwe, zelfgebouwde huis. Aan hun gezichten lees je de ontberingen af, zo knoestig als het landschap zelf. Niet alle beelden die ze vindt zuigen haar zo naar binnen. “Moeilijk”, schrijft Welten, “vind ik de foto’s van dode misdadigers die voor het archief rechtop en vastgebonden werden gefotografeerd. Het magische denken in mij wil niet in de dode ogen kijken. Door de misdadigers te schilderen onteigen ik ze en trek ik ze mijn wereld binnen.”
Ook hier weer is de verfbehandeling van Welten intrigerend. Waar ze voorheen met veel medium werkte, en het wit in het schilderij werd gevormd door het linnen van het doek, geeft ze nu een hoofdrol aan een dikke witte onderlaag olieverf. Hierdoor krijgen haar nieuwe werken iets lichtgevends, bijna fluorescerends. Het lijkt alsof zich op de doeken een gevecht afspeelt, tussen de tegendraadse, pasteuze basis, en alles van kleur wat daarna wil komen. Heel ontvankelijk en vriendelijk is die onderlaag niet. Het is duwen en wringen, een kolken en krioelen van penseelstreken dat als een slangenkuil voelt.
Grofweg kun je kunstenaars indelen in twee groepen: zij die een duidelijk doel voor ogen hebben, een verhaal dat ze verteld willen krijgen, en hiervoor al hun verworven techniciteit en ambacht inzetten. En aan de andere kant van het spectrum heb je iemand als Welten. Haar startpunt is het verhaal, de geschiedenis, de inhoud. Maar gaandeweg triomfeert uiteindelijk de materie. Als geen ander beheerst ze de kunst van het loslaten, tot op het kantelpunt dat enkel nog de verf het voor het zeggen heeft. En de verf is hier geen verf meer, maar een bijna levend wezen, met een meer weerbarstig karakter, op zijn minst iets balorigs als lijm, silicone of boetseerklei. Dat moet je als kunstenaar durven: je materie zoveel geweld aandoen, en toch nog bij iets beeldschoons uitkomen. Want dat zijn ze, de portretten van Welten.
Zelf zegt ze het zo: “Het omzetten van de gegevens die ik verzamel door veel over het onderwerp te lezen, pas ik meestal niet letterlijk toe in mijn werk. Het is een subtiel proces waarbij alle informatie voor onbepaalde tijd in mij ligt te sluimeren. Vervolgens begin ik te werken en doe ik onderzoek naar de raakpunten waarmee ik mij kan verbinden. Het onderwerp wordt als een kledingstuk uitgelegd en ontrafeld.” Het achterliggende verhaal is voor Welten slechts een tool, een toegangspoort om de schilderkunst verder te onderzoeken. Hierdoor zijn haar werken zo figuratief en abstract tegelijk, of anders gezegd: zo abstract in hun figuratie.
Niettemin versterkt de manier waarop ze de materie behandelt ook de inhoud. De gedempte kleuren van gisteren doen je bijna dat ruwe, ongure verleden voelen. Hiermee komen we terug bij het gedicht van Emily Dickinson. ‘Play yesterday’ betekent natuurlijk simpelweg intunen op het verleden, maar verwijst ook naar vrijheid en gebondenheid, thema’s die helemaal verweven zijn met die vroege geschiedenis van de VS. “Immigratie is een universeel thema”, zegt Welten, “de mens is altijd een reiziger geweest. De kunstenaar is voor zichzelf een pionier in een onontgonnen land, alles moet ontdekt, veroverd en ontgonnen worden.”
Net zoals Dickinson in ‘Play yesterday’ een loopje neemt met de klassieke dichtvorm, ontworstelt Marenne Welten zich aan de klassieke wetten van de schilderkunst. Haar onderwerpen blijven hangen in een niet te benoemen tussengebied, een niemandsland, dat op ons kijken een onontkoombare aantrekkingskracht uitoefent. Ze laat zich meesleuren door de rebelse logica van het creatieproces, waar enkel de intuïtie het voor het zeggen heeft. Niets mooier dan een kunstenaar die de handboeien aflegt, en een geheel eigen, soeverein parcours loopt. Dat doet Marenne Welten. Ze organiseert haar eigen feestje, dat geen uitstaans meer heeft met wat wij doorgaans verwachten van een gebeurtenis op doek. Wij kijken al reikhalzend uit naar het volgende.
Dit artikel verscheen eerder op TheArtCouch
Comments