Als van heel de beeldenstroom op Kunstenfestival Watou één beeld koppig in je hoofd blijft haken, dan weet je dat er iets aan de hand is, dat je dit even verder moet onderzoeken. Dat beeld kwam uit de reeks Mountains van Reniere&Depla. In het kleine voorkamertje van de Rode Hoed gebeurde iets magisch: het waren máár bergen, en tegelijk bergen zoals ik ze nog nooit had gezien. Ingetogen schoonheid, een elegant neerleggen van het licht, majestueuze verstilling. Beeltenissen zonder enig apert effectbejag. Wat meteen verklaart waarom ze er voor mij tussen het jonge geweld uitsprongen. Zestig plus en nog lang niet uitgezongen, dit symbiotische artistieke duo.
Martine Depla en Paul Reniere ontvangen me in hun atelier in Watou, een opgeknapte hoeve met zicht op Frankrijk, op de Kasselberg. Ik heb geluk dat ik ze kan strikken, want meestal wonen ze in Autun, waar ze ook de biënnale Art Autun cureren. “Wij zijn reizigers, onrustige zielen. Altijd op zoek naar nieuwe stimuli.” Die stimuli bestaan uit foto’s van landschappen of van plekken met een voelbare geschiedenis. Soms kristalliseert het traject uit tot een bijna tastbare, gedeelde gemoedstoestand die later, bij thuiskomst, in het werk zal sluipen. Zoals toen hun moeders stierven, ze hun respectievelijke huizen moesten opruimen en daarna een hele tijd door Italië zwierven om tot rust te komen, om dit omgewoelde verleden een plaats te geven.
“Maar nooit vind je hiervan rechtstreeks de neerslag in ons werk”, zegt Reniere, “de ervaringen zijn niet concreet vertaalbaar naar een schilderij. Om dezelfde reden zou ik nooit op de realiteit kunnen inspelen. Dat is te direct, te dichtbij. Er is altijd afstand in tijd en ruimte nodig om tot een goed werk te komen. Er moet een soort esthetische verhulling optreden die de kijker ruimte laat om zelf in te vullen. Volgens ons bestaat goede kunst hierin: een intrinsieke schoonheid, los van de context, en voldoende openingen laten voor de kijker. En dat geldt zowel voor hedendaagse kunst als voor een relict uit de zestiende eeuw.”
Abstracties van sensaties
In het Belgische atelier hangt momenteel weinig werk. Het meeste is op verplaatsing of in Autun. De schilderijen die resten stralen niettemin uit wat bij Reniere&Depla al vele jaren de rode draad blijkt: omfloerste emotionaliteit, gedempt onbehagen, een zucht naar wat niet meer is. Een lijden aan de onvermijdelijke vergankelijkheid der dingen, dat tegelijk troostrijke beelden voortbrengt. Schoonheid en pijn ineen, heilzame dualiteit. Je zou gemakzuchtig kunnen grijpen naar woorden als nostalgie, melancholie, heimwee of rusteloosheid. Maar het is allemaal basaler, universeler, verder weg van de taal. Bij Reniere&Depla gebeurt de voornaamste abstractie reeds in hun beider brein, niet op doek. Ze maken mentale abstracties van sensaties, die samen stollen tot een solide, niet te ignoreren ondertoon die doorklinkt in elk werk.
Dat maakt dat die sensaties inwisselbaar zijn qua tijd en ruimte, dat elk werk multi-interpreteerbaar is. Beelden zijn ook vaak samengesteld, assemblages van verschillende tijdstippen en locaties. Een gecapitonneerde kamer kun je om het even waar, om het even wanneer situeren. Een onheilspellend vertrek kan zowel gelezen worden als een gaskamer of een claustrofobische ruimte in een oud Frans huis, naargelang de natuurlijke inclinatie van de kijker. “Wij koesteren een ongebreidelde fascinatie voor de relicten van het oude Europa,” bekent Depla, “voor plekken met een esprit des lieu.” Maar het is geen onversneden liefde voor het verleden, er wordt iets hedendaags aan toegevoegd. Depla: “Je zou kunnen spreken van een momentopname tussen het heden en het verleden. We capteren via de lichtinval het effect van het nu op iets van vroeger. Die onbestemde tussenruimte tussen het heden en het verleden kun je zien als de kern van ons werk. Daarom werken we ook graag met hoofdkussens of textiel: het zijn materialen die een gevoelswaarde kunnen vasthouden.”
Tijdens een bezoek aan het Museo Morandi in Bologna, raakte Reniere geïntrigeerd door de geschiedenis achter het werk van deze grootmeester. Het was een periode waarin futuristische kunst en de fascistoïde cultuur hoogtij vierden. De canon betrof toen het landschap en het stilleven. Morandi schreef zich zwijgend in in die benauwende tendens, om zijn vel te redden, maar manipuleerde de voorschriften tot een eigen taal, een werk met een eigen ziel. Niemand zou achter zijn uitgepuurde, schijnbaar eenvoudige stillevens dergelijk verhaal vermoeden. Reniere: “De context voegt niets toe aan zijn werk, en doet er ook geen afbreuk aan. Zijn werk overstijgt deze invloeden.” Op quasi dezelfde manier kijken ze naar hun eigen werk. Depla: “Wij vinden niks uit. Alles is al gedaan: landschappen, stillevens, interieurs, bergen. Het is enkel de perseveratie in de manier waarop we werken waarmee we een plek hebben verworven. De eigenheid van een oeuvre vormt zich door gewoon consequent jarenlang dezelfde zoektocht verder te zetten. Niet om de haverklap iets nieuws te beginnen.”
De berg als drager
En toch kozen ze zo’n vijf jaar geleden voor een verrassend zijpad in hun oeuvre. Een reeks die in zekere zin losstaat van de rest van hun werk. Nog nooit werden hun Mountains getoond, behalve nu in beperkte mate in Watou. Er zijn ondertussen meer dan honderd tekeningen, en ook het onderzoek op doek zet zich voort, de selectie in het recent verschenen boek Mountains and Other Illusions is niet-limitatief. De fascinatie ontstond tijdens een reis van Wenen via Mauthausen naar Zwitserland. Na het burgerlijke Wenen voelden die bergen als zalig soelaas. Depla: “Het bleek dat we een enorme nood hadden aan de troost van de bergen. Indrukwekkende bergketens die plots opdoemden toen we uit een lange tunnel tevoorschijn kwamen. De steeds wisselende speling van het licht, de begroeiing die varieert van naaldwoud tot rotsachtig oppervlak tot besneeuwde hoogvlaktes. De bergmassa die lijkt te ademen na de regen van de nacht. Mist en nevel die onverwacht opduiken en het landschap feeërieke allures geven, dat noemen wij cadeaus. We slaan ze op in onze herinnering en nemen er foto’s van, een steeds aangroeiend beeldenarchief dat fungeert als een schetsboek.”
Ook hier is de berg veel meer dan de afbeelding van een berg. In het boek Mountains and Other Illusionsomschrijven ze het als volgt: “In ons schilderkunstig onderzoek zijn ze figuratieve draagmoeders van verstilde emoties, van texturen, van kleuren, van een licht en een duisternis die veel groter zijn dan een momentopname.” Misschien was het dat wel, wat me zo trof, in dat kamertje in Watou: niet wat ik zag, maar wat eronder schuilde. Alsof je de huid van de berg kon optillen, en al het werkelijk belangrijke daaronder gebeurde, de emoties verscholen onder dat zijdezachte vlies van sneeuw, verblindend licht en roerloze schaduwzones.
Reniere: “Wij verdiepen ons in het archetype, de vorm van de berg. We laten de rechtstreekse impressie los, en gebruiken de berg als drager, als instrument in ons onderzoek. Een molshoop kun je bij wijze van spreken ook als berg interpreteren. Soms zijn die vormen figuratief nog zeer leesbaar als berg, soms worden ze uitgepuurd tot vormen die naar abstractie neigen.” Heel sterk heb ik bij deze reeks het gevoel dat Reniere&Depla de mogelijkheden uitrekken tot ze aan de grens zitten van wij als berg zien. Ze dagen de vorm uit tot hij nog slechts een mentale afbeelding is. In deze verstilde prenten zit veel meer métier en risico dan je op het eerste gezicht zou zeggen. In al hun sobriëteit zijn het artistieke waagstukken.
Stilzwijgend samenspel
Terwijl Depla de lunch voorbereidt, en Reniere de wijn bovenhaalt – hier wordt een interviewer genereus en warmhartig onthaald – loop ik even naar buiten. Ik zoek de juiste cadrage voor het glooiende landschap, terwijl ze daarna zelf ook een poging wagen. Nochtans moeten ze dit landschap al menigmaal hebben gefotografeerd. Schilders rusten nooit, altijd is hun oog alert om schoonheid op te pikken. “Schilderen en cureren, wij doen weinig anders. We hebben daarvoor eenvoudigweg geen tijd. Eigenlijk worden we het liefst met rust gelaten.” Reniere&Depla lachen eendrachtig. Na hun aankomst in Autun presenteerden ze een tentoonstelling met hun werk, om de stad te informeren over hun bezigheden. “Dit is wat wij doen, en gun ons nu maar onze cocon.” Steevast blokkeren ze tussen het cureren door zones in hun agenda. “Met fluostift!”, oppert Depla. Aaneensluitende dagen waarop ze de juiste concentratie hopen te bereiken voor hun werk. “De eerste dagen is het toch steeds weer je nest zoeken. De angst voor het witte doek is er nog altijd, zelfs na al die jaren.”
Het schilderen komt op gang na een heel ritueel. Hoogstens beantwoorden ze op zo’n ochtend wat mails, voor de rest moet de dag blanco zijn, eindeloos lijken. Ze dalen af naar het atelier, met gemberthee en koekjes. Reniere zoekt zorgvuldig de juiste muziek uit. Voor de rest voltrekt de samendans zich in stilte. Ze werken nooit aan hetzelfde schilderij, tenzij er glacis wordt gelegd op een groot werk. Dan zijn ze beiden stand-by. Maar anders wisselen ze elkaar per werk af. De een creëert openingen voor de ander.
Reniere: “Wij hebben hier nooit naartoe gestreefd, de symbiose niet gezocht, het is gewoon zo gelopen.” “In het begin werd ik amper gedoogd in zijn atelier”, zegt Depla. “Ik kreeg één tegel van een vierkante meter, en zelfs als ik me maar minimaal bewoog ontstond er al een soort alertheid bij Paul.”
Reniere: “In het begin ervoer ik hierdoor ook meer nadeel dan voordeel. Een galerist was plots niet meer geïnteresseerd in mijn werk toen we als duo verdergingen. Maar nu zie ik vooral de voordelen. Je wordt op sleeptouw genomen door de ander als je misschien een dag geen zin hebt om te schilderen. We kunnen samen beslissingen nemen: welke richting een werk uitgaat en wanneer we best stoppen, want je kunt elk werk kapot schilderen. Nee, wij voelen niet de behoefte om alleen te werken, we voelen ons heel goed bij deze werkwijze. Bevriende kunstenaars vinden dit soms heel raar. Want is kunst niet de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie?”
Nederigheid en vertrouwen
Depla is een spraakwaterval. Reniere is bedachtzamer, stiller. Hij noemt zichzelf rationeel terwijl hij de gevoeligste lijkt van de twee. Zij noemt zichzelf intuïtief, zelfs impulsief als het op schilderen aankomt, terwijl het lijkt alsof zij de touwtjes in handen heeft en de boel bestiert. Hoewel ze op schilderkunstig vlak gezien worden als één entiteit, blijken ze beiden hun eigenheid goed te hebben bewaard. Twee sterke persoonlijkheden die elkaar aanvullen. Vele genuanceerde lagen mens die zich door elkaar heen weven, in dit geval op rendabele wijze. “Eén plus één is drie”, zegt Paul Reniere. “Nooit hebben we het gevoel: wat heeft de ander nu aangericht? Uiteraard hebben we na al die jaren ongeveer dezelfde schriftuur ontwikkeld, wat het samenwerken versoepelt.”
En toch vergt deze manier van werken een zekere nederigheid, stellen wij ons voor. Wie last heeft van een oprispend ego, zou zich nooit goed voelen in een dergelijk intiem duet. Loslaten en vertrouwen hebben in de aanpak en begaafdheid van de ander, zijn essentieel voor het proces. Maar het is een overgave die loont. Die maakt dat er een extra laag aan hun werk wordt toegevoegd die moeilijk te vatten is. Een ongrijpbare schakering die slechts ontstaat wanneer twee zielen zich blindelings verbinden. Zouden we het onvoorwaardelijke (artistieke) liefde durven te noemen, die doorschemert in dit werk? Een mystieke chemie, een glimp van het goddelijke misschien?
Het lijkt een grote stap van deze intensiteit naar hun prozaïsche inzet als curatoren, in Autun en in het Adornes Domein in Brugge. “Toch is het een logische uitloper van ons eigen traject”, duidt Reniere. “Het vertrouwen dat wij elkaar gunnen, krijgen wij ook van de kunstenaars die we betrekken.” Depla: “Want soms nemen we gekke beslissingen. Zaken die de kunstenaars op het eerste gezicht niet snappen. Bij Johan Tahon diepten we een werk op uit een vergeten uithoek van zijn atelier. Hij kon niet meer verbaasd zijn. Bij Renato Nicolodi idem: daar kozen we voor de vele persoonlijke parafernalia die zijn schouw sierden. Ondertussen heeft hij dit gegeven zelf verheven tot deel van zijn oeuvre.”
Op geheel eigen wijze creëren Reniere&Depla tentoonstellingen, gedreven door hun gedeelde fijngevoeligheid. Reniere: “We vertrekken niet van een statement, een thema of een chronologie. Er is slechts de titel die een gevoeligheidswaarde geeft aan het project.” Depla: “De verbindingen tussen de werken zijn van visuele of inhoudelijke aard. Wat maakt dat we ons een enorme vrijheid kunnen permitteren. De enige restrictie waar we rekening mee moeten houden is uiteraard het financiële aspect.”
Schilderij na schilderij, tentoonstelling na tentoonstelling, vormt zich een nieuw totaalkunstwerk. Een geheel eigen parcours dat zich wars van alle trends ontwikkelt, en net daardoor zo eigentijds is. Het universum van Reniere&Depla kent geen kapsones. Hier regeert slechts de doorleefde smaak, de onaflatende zoektocht naar schoonheid en waarheid, naar de ontwrichtende en tegelijk zalvende essentie der dingen. Wie kijkt in hun kamers, wie tuurt naar hun berglandschappen, kijkt naar zichzelf. Naar het hele panopticum aan contradictoire emoties. Hoewel hun mysterie vaak onbarmhartig aanvoelt, koesteren we toch een diepe sympathie voor hun werk. Soms is integriteit het meest verlokkelijke wat er is.
Book – Mountains & Other Illusions, 2014-2019, Reniere&Depla, uitgave in eigen beheer
Curating – A Provisional Legacy, the Apocryphal Cabinet of the Adornes, tot 4 januari 2020, Adornes Domein, Brugge, www.adornes.org
Curating – Art Autun #2020, 4 april tot 24 mei 2020, Autun (FR), www.artautun.fr
Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch.
Comments