top of page

Karien Deroo, een obsessieve liefdesrelatie met de verf

Het liefst is ze in haar atelier. Karien Deroo is zo vurig verliefd op de materie en de kleur van verf, dat ze bij voorkeur vertoeft op de plek waar ze enkel wordt omringd door datgene waarmee haar monomane obsessie wordt gevoed: ettelijke tubes olieverf, uitgekiende paletten, hele boeketten aan penselen, schildersezels van verschillende taille, boeken over hedendaagse en oude meesters, doeken die wachten op een adequate verderzetting en muziek die het ritme van haar bezetenheid bepaalt.



Haar geprefereerde medium is olieverf. Acryl past niet bij deze autodidact, voormalig grafisch ontwerper en illustrator, die extensief de oude meesters heeft bestudeerd. Het is als kaarslicht tegenover tl-licht, zegt ze zelf. De traagheid van het medium, het smeuïge, de geur, het kneden en uitsmeren, het transparante versus het dekkende en het boterachtige daartussenin: het zijn tactiele, haast erotische gewaarwordingen die haar liefdesrelatie sturen en steeds weer bestendigen.

Drie jaar verschanste ze zich in haar atelier, vooraleer ze voor het eerst, in 2011, naar buiten kwam met haar schilderijen. Om te doen wat ze altijd wilde doen, en waarvoor ze gemaakt is. In het begin hield ze nog sterk vast aan realistische figuratie, maar steeds meer liet ze een vrijheid toe in haar schriftuur, trad een souplesse in, een goesting om de penselen de dans te laten bepalen op doek, om de kleuren te laten regeren. Donker bezijden licht, warm naast koud, en soms stoute uitspattingen als snoepjesroze of schaamteloos ultramarijn. Via haar landschappen leert ze om ook in haar portretten los te laten, de teugels te vieren, de verf te laten zegevieren.

Steeds begint ze met de ogen, de blik als brandpunt van elk werk. Daarrond bouwt ze zorgvuldig op. Met gewaagde kleurvlakken en –toetsen tast ze af hoever ze kan gaan in het abstraheren van de rondingen van een gezicht. Ze flirt met de randen van de werkelijkheid, met spatten, vegen en drippings, waardoor haar figuren altijd zoveel meer worden dan de letterlijke neerslag van een menselijk gelaat of een afgelijnde gedaante. Het is alsof de gevoelens zich opwerpen en opdringen, en de kunstenaar vanuit de binnenkant, vanuit de ziel van een werk, dirigeren tot onvermoede bewegingen. Wat je krijgt is een hybride beeld, half nauwgezet uitgewerkt, half schitterend ontspoord – het tastbare en het onwereldse in één oogopslag. De wezens van Karien Deroo zijn januskoppen, die in zichzelf gecontroleerdheid en ongecontroleerdheid bijna vredig verenigen.

Hoewel ze steeds licht ontwrichtend zijn en lijken weg te kwijnen in een zweem van unheimlichkeit, spat de emotie niet open in je gezicht. Het is gedempte pathos, het zijn woeste hoogten waarover een mistige filter is komen te liggen, het is romantiek van een ingetogen soort. Stuk voor stuk ademen ze het menselijke tekort, al is niet te detecteren waar het zich precies situeert. Is het verdriet? Is het angst? Is het desillusie? In elk geval is het verlangen dat niet ingewilligd wordt, een tasten naar bakens dat mislukt, een vruchteloze zoektocht naar vaste grond of nestwarmte.

Net zoals Deroo zich baseert op filmstills voor haar schilderijen, zijn de uiteindelijke werken momentopnames. Ze houden halt op het ogenblik dat duidelijk is geworden dat de verlossing niet komt, net vóór of net nadat de grote schreeuw uitbreekt. Elk van haar personages lijkt een schipbreukeling op een wilde zee, maar dan wel een die zich ondertussen realiseert dat een redding niet meteen in zicht is en wellicht nimmer komt.

Als bevroren in een affectief niemandsland, zo staren ze ons aan. Men zegt wel eens dat je werken steeds zelfportretten zijn, zegt de kunstenaar me, niet zonder enige schroom. Alsof ze ook wel weet dat die spiegel van melancholie ergens vandaan komt, maar dat niet noodzakelijk moet worden geëxpliciteerd.

De grote troost van de melancholicus? De schoonheid, altijd en overal beschikbaar, om eindeloos in te zwelgen. Deroo heeft in haar werk alvast een betrouwbare partner gevonden die zelfs in de donkerste uren present geeft, nooit teleurstelt, nooit verveelt. Verf als tere, prikkelende bondgenoot, een passie die zelfs in opperste stilte en geïsoleerde concentratie kan worden beleefd.

Annelies A. A. Vanbelle, Brugge, oktober 2019.

bottom of page