top of page

Nakke Van Loo plaatst de weerloosheid op een troon

In het atelier van Nakke Van Loo zindert een vederlichte energie. Overvloedig licht gutst binnen langs de grote ramen aan voor- en achterzijde, zelfs nu op een regenachtige winterdag. Daartussen is alles vele tinten wit, zelfs de dove kat Mamzel, die onverstoorbaar op een schapenvachtje ligt gekruld. De kunstenares zelf straalt een zachte eigenzinnigheid uit: de kracht die haar voortstuwt is intens en inspirerend, maar ze mildert dit meermaals door zich al te bescheiden op te stellen. Een gesprek over haar voorliefde voor alles wat weerloos is, ja zelfs: het integrale bestaan.

Het atelier is quasi smetteloos en strak georganiseerd, hoewel Nakke zich verontschuldigt voor de rommel. Zo is ze: zichzelf hoge eisen opleggend, niets gaat snel genoeg en is snel goed genoeg. Als ze een opdracht krijgt aan de Antwerpse academie (daar volgt ze al een aantal jaar les) komt ze met een vuistdikke map aan bij de docent – elk onderzoek gebeurt grondig, maar vanuit een grote goesting. Soms om vijf uur ’s ochtends, als de muze dan haar kop opsteekt, geeft ze gewillig gehoor. “Maar ik kan ook lui zijn”, oppert ze, “een beetje rommelen, mijn pilates-mat uitrollen en pas om 11u aan de slag gaan.”

Dat trager en ànders leven heeft ze node geleerd. Toen een aantal jaar geleden bij haar borstkanker werd vastgesteld, maakte ze vliegensvlug een omslag in haar leven. Van een hyperdrukke job als schoenontwerper naar… even niks. Een zoektocht naar zichzelf en naar de essentie van het leven. Al snel kwam ze bij tekenen uit, ‘dingen maken’, ‘prutsen’, noemt ze het zelf. “Ben ik een kunstenaar? Anderen noemen me zo, ik heb het gevoel dat ik nog steeds zoekende ben. Een speelvogel, die telkens nieuwe dingen uitprobeert. Al weet ik niet of ik ooit uit die fase kom.”

Wunderkammer

Geleid door een eeuwige twijfel, maar ook door een fundamentele, nooit aflatende drive om te creëren. Hoewel ze nu volstrekt anders in het leven staat, is dat gretige nooit weggegaan. “Ik ben zeer hongerig.” Haar oncologe tikt haar wel eens op de vingers, als ze weer eens haar grenzen uit het oog verliest. “Ik verlies me heel makkelijk in mijn werk, hierdoor vergeet ik zelfs mijn pijn, het wordt iets op de achtergrond dat voor mij eigenlijk bijna irrelevant is. Kunst maakt dat ik drijf op een energie die de scherpe kantjes weggumt.”

Bang voor de dood is ze nooit geweest. Mede door haar ziekte weet ze hoe breekbaar het leven is en hoezeer de eindigheid steeds op de loer ligt. Als kind reeds had ze een vreemde fascinatie voor alles wat vergankelijk is. Ze bracht dode diertjes mee naar huis en begroef ze tot ze veel later de botjes kon collecteren. Nu nog is die verzameldrang sterk aanwezig. Haar atelier is een Wunderkammer met ontelbare schuifjes waar grote en kleine schatten in worden bewaard. Van oude poppenlijfjes tot vergeeld papier, van allerhande strandvondsten tot dode vogeltjes. Op de kast staat een collectie preparaten op sterk water, foetusjes van uiteenlopende huisdieren, die ze krijgt van een bevriende dierenarts. “Mooi toch”, toont ze dolenthousiast. Ik weet niet zo goed hoe te reageren op dit macabere gezelschap, maar in het leven van Nakke wordt het weerloze op een troon gezet. “Ons lijf is slechts substantie, ook wij vergaan stilaan en verteren binnenin, tot we nog een lege huls zijn, vervagen en opgaan in de omgeving.” Een stapel tekeningen met afdrukken van veertjes refereert aan dat efemere van ons bestaan – in het universum van Nakke is alles wat is één: plant, dier en mens, één vanzelfsprekende logica, waar zij zich middenin plaatst, als een minzame en nederige schakel.


Verhulde herinnering

“Woorden zijn soms zo nadrukkelijk,” zegt ze ons, “zo expliciet. Daarom werk ik liever met beelden. Ze laten de lezing open voor de toeschouwer. Veel van mijn tekeningen komen voort uit dagelijkse beslommeringen of zelfs existentiële vragen. Ik ben op mijn best als ik doorheen emotionele episodes ga. Maar veel mensen lezen er die zwaarmoedigheid niet in, en dat is goed. Zo wil ik het ook.”

Een terugkerend motief in haar werk is dat van het in zichzelf gekeerde jongetje. Een peuter met vaak gesloten of afgekeerde ogen. De pijn van dat kind is voelbaar, en toch lieer je dit niet meteen aan het leven van Nakke. “Mijn man zegt soms, jij hebt een ‘enfance enfermée’. Waarmee hij bedoelt: je jeugd was misschien niet zo gelukkig, maar je hebt er weinig besef van. Dat is zo: het moet ergens opgesloten zitten in mij, maar het belemmert mijn vrolijkheid alleszins niet. Dat die bezwaarde jongetjes opduiken, is dus voor mij ook een verrassing.”

Ze heeft ook een ‘verstopkast’. Een plek waar ze de werken bewaard die niemand mag zien. Omdat ze te dicht bij de realiteit staan, een meer rechtstreekse verwerking zijn. “Misschien worden ze na mijn dood opgediept door mijn beste vriendin. In mijn testament staat dat zij de eerste is die toegang krijgt tot deze besloten schuifjes.”

Nakke is iemand die meer weglaat dan toont. “Heb je al gemerkt hoe alles in beweging komt als je slechts een klein radertje verandert in je leven? Hoe er soms een grote rijkdom ontstaat door zaken weg te nemen? Zo is het ook met een tekening. Minder betekent vaak meer. Het beeld wordt gelaagder en sterker als niet alles openlijk wordt aangereikt. Het mag niet te veel kloppen. Dat heb ik ook met mensen. Liever heb ik een hoekje af, smetjes en vlekjes her en der, rafelige randjes.”

Cocon

Ook op de social media probeert ze zeer gedoseerd aanwezig te zijn. “Dat is naakt op een marktplein staan toch?” Haar onzekerheid speelt haar wel eens parten, hoewel ze steeds overladen wordt met lovende reacties. Het is een soort van online tentoonstellen, en exposeren vindt ze zeer overweldigend – dermate dat ze soms moeilijk kan genieten van haar succes. “Ik word momenteel overstelpt met vragen, maar het ‘wolkje’, de euforie hierbij, ontbreekt. Ik geniet ervan om in mijn cocon te schuilen en zeg dus vaak nee. De rust in mijn atelier is me veel te kostbaar. Naar buiten treden kost me veel energie. Daarnaast vind ik het belangrijk om enkel samen te werken met mensen die ik fijn vind – ik wil zoveel mogelijk focussen op het positieve en het negatieve weren uit mijn leven.”

Een opgezette meeuw kijkt ons bespiedend aan van tussen de rollen papier. Een vleugje zee in het mooie huis langs de vaart in Mechelen. In Oostende heeft ze immers ook een pied-à-terre, een appartement met zicht op het strand en de golven. “Dagenlang kan ik me daar terugtrekken om te creëren, de concentratie is er nog intenser dan thuis. Soms komt mijn man me na een paar dagen achterna en ligt de hele vloer bezaaid met papier. De stilte verschaft me een roes waarin de creatieve flow onophoudelijk kan doorgaan, tot ik er zelf even wil mee ophouden. Dan stap ik naar buiten om ergens een koffie te drinken.”

Dat er geen voorschrift is van hoe je een kunstenaar moet zijn, zeg ik haar. Dat ze evengoed slechts om de vijf jaar mag exposeren, als dat goed voelt. Dat niks echt moet, zoals een krantenknipsel gebiedt dat aan haar muur is geprikt. Het lijkt haar gerust te stellen. Veel van de sculptuurtjes aan haar muur hebben geblindeerde oogjes. “Om het teveel aan prikkels buiten te sluiten”, legt Nakke uit. “Het lijkt of ik steeds verder groei in onthechting - het loslaten van alle ballast. Slechts spreken als ik dat nodig vind. Slechts de beelden naar voor schuiven die volgens mij de openbaarheid zullen doorstaan. Soms denk ik: heb ik wel genoeg te vertellen? Maar misschien wil ik niet meer vertellen dan wat ik nu vertel.” Net in het ongezegde zit bij Nakke Van Loo de grootste kracht. In de stilte klinkt met luider stem haar heldere blik. In de leegte op haar blad schuilt stormenderhand de betekenis. Haar werk is een feest van subtiliteit en sensitiviteit.

Annelies Vanbelle

Mechelen, 2 maart 2020.


Foto's Jana Goovaerts


Dit interview verscheen eerst op www.theartcouch.be


bottom of page