top of page

Over het werk van Michaël de Kok en Ann Veronica Janssens

In het Tilburgse museum De Pont worden momenteel twee kunstenaars aan elkaar gelinkt die je in eerste instantie niet met elkaar zou verbinden. Toch hebben ze een en ander gemeen: de fascinatie voor het licht bijvoorbeeld, en het weergeven van het bijna niet waarneembare, het versterken van heel subtiele sensaties die ons bijna ontgaan.


Michaël De Kok, 'Untitled', 2018.

De eerste die met deze gegevens aan de slag gaat, is de Tilburgse schilder Michaël de Kok, die hier voor het eerst in eigen land een solotentoonstelling krijgt. De Kok groeide op in een artistiek gezin in Hilvarenbeek, op de grens met België. Al van kleins af was hij met het gezin meer op de zuiderburen gericht, en tot voor kort genoot hij bij ons ook de meeste bekendheid.

Deze eerste expo in Nederland is bescheiden maar straalt niettemin een grote kracht uit. Niet meer dan een vijftiental doeken sieren de twee ruimtes die De Kok in De Pont ter beschikking kreeg. Heel even wordt zijn vroegere werk aangeraakt, waarin hij nog figuratief werkte, en ingetogen landschappen schilderde. De Kok is immers een exponent van deze tijd, waarin bij veel schilders een ‘retour à la nature’ spreekt. Koen Broucke presenteert zijn ‘Walden’, Nils Verkaeren noemt het ‘Splendid isolation’, Sven Verhaeghe schildert zijn ‘Belly of trees’, Stefan Peters is al jaren met het landschap aan de slag, en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Kunstenaars hebben meestal de vinger steviger aan de pols dan de leek, en zijn atypische trendwatchers. Terwijl onze huiskamers en koffiebars zich vullen met weelderige planten, terwijl wandelen in Duitsland hippe hashtags toebedeeld krijgt als #gipfelglück en #wanderliebe, maken kunstenaars van dit verlangen naar groen en rust de neerslag op doek.

Hoe drukker ons leven wordt, hoe groter de nood aan afzondering en contemplatie. Ook Michaël de Kok maakt dagelijks lange wandelingen doorheen het buitengebied van Tilburg, samen met zijn Tsjechische wolfshond. Onderweg slorpt hij het coloriet op dat later, als een soort herinnering, op zijn doeken terechtkomt. Zijn laatste werken zijn hierin radicaal, en keren terug naar de essentie. Geen figuratie meer, maar ronduit abstract. Twee monochrome kleurvlakken, soms drie, worden als tweeluiken naast elkaar gezet. Soms in aparte doeken, soms op één doek.

Altijd zit de grootste gebeurtenis in het raakvlak tussen de kleuren. Ze raken elkaar aan, maar laten elkaar maar minimaal toe, alsof ze bang zijn hun eigenheid te verliezen. Een heel diepblauw plaatst hij naast een warm oker, maar even goed confronteert hij onbeschaamd roze of verschillende soorten zwart. Het is aantrekken en afstoten, een liefdesverklaring die tegelijk een breuk is. Soms wringt en botst het, soms is het heerlijk compatibel. Wie zal wijken? Wie gaat over wiens grens?

Hoe langer je naar deze werken kijkt, hoe meer ze zich voor je openen. Je wordt gedwongen tot vertraging, voor het spektakel zich openbaart. Hierdoor is het kijken naar de Koks werk tegelijk een spannende en een meditatieve aangelegenheid. De aandachtige observator wordt beloond met veel meer wat hij voor mogelijk hield toen hij de ruimte met sobere egale doeken betrad.

Ik hou er niet van kunstenaars te vergelijken met roemrijke voorgangers, maar in sommige werken zijn de reminiscenties aan Rothko echt niet ver weg. Zelfs de kleurkeuzes zijn soms opvallend hetzelfde. Doet de Kok dit bewust, speelt hij een spel? Ik weet het niet. Wie zich inschrijft in de colorfield-traditie neemt natuurlijk altijd een risico. Een hedendaagse Rothko zouden we hem echter niet durven te noemen, daarvoor is zijn verhaal te eigen, heeft het een andere oorsprong.

Een lefgozer is de Kok wel zonder meer, want in deze tijden kiezen voor de schilderkunst, en in dergelijke uitgepuurde vorm, getuigt van veel durf. Als je goed kijkt, ontdek je soms op de zijkanten een extra kleurnuance, wat verraadt dat er vele lagen verscholen zitten onder de zichtbare laag. Het verraadt ook de Koks métier, zijn beheersing van het medium om net datgene te bereiken wat hij voor ogen heeft qua contrast, weerkaatsing en uitstraling. De Kok is een lichtvanger, die met heel bescheiden middelen een waar feestje voor de kijker genereert.


Beeldhouwen met licht

Ook in het werk van Ann Veronica Janssens is het licht een hoofdrolspeler. Van haar zijn in De Pont genoeg werken te zien om een goed beeld te krijgen van haar oeuvre. Voor wie haar werk kent is deze eerste solotentoonstelling in Nederland misschien weinig verrassend, voor anderen is dit de perfecte kennismaking. Het grote publiek kent haar ongetwijfeld van ‘HD 400’, de 19 meter hoge, reflecterende stalen balk op de Gentse Korenmarkt, die zowel felle tegenstanders als bewonderaars oogstte. Het werk van Ann Veronica Janssens is dan ook niet zo eenvoudig te begrijpen. Je moet het op je laten inwerken, het de tijd geven, je durven over te geven. De werken komen voornamelijk tot stand in het brein van de toeschouwer. Wat zichtbaar is, is maar een fractie van het werk.


Blue, purple and orange 2018_courtesy the artist and Esther Schipper, Berlin - photo Peter Cox

Mijn ontroerde deze tentoonstelling diep. Zelden gebeurt dit in die mate bij beeldende kunst, maar hier werd ik tot tranen toe bewogen. Hoe dit komt is moeilijk te ontrafelen. Het werk van Janssens werkt in op een of ander zintuig waar wij nog geen benaming voor hebben. Ik zou bijna schrijven het zesde, ware het niet dat dat erg belegen klinkt.

Ann Veronica Janssens is een magiër, zij tilt gewone verschijnselen op tot een ander niveau. Je hebt kunstenaars, goede kunstenaars, uitzonderlijk goede kunstenaars en mensen zoals Ann Veronica Janssens. Voor iemand van haar kaliber durf ik schaamteloos het woord ‘geniaal’ te gebruiken.

Wat is dan zo bijzonder en uniek aan haar werk? Zijn beeldhouwt met licht, kleur en ruimte. Zoals in het werk ‘Untiteld (White Glitter)’ waarvoor ze schijnbaar achteloos glitters over de museumvloer gooide. Wat bij anderen faliekant zou kunnen aflopen of hopeloos gekunsteld zou zijn, ontpopt zich hier tot ongeziene schoonheid. Het resultaat is een levend grondschilderij, dat aldoor van kleur verandert, zolang je erom heen blijft wandelen.

Ook in het werk ‘Gaufrette Sequence n°2’ is de actieve participatie van de kijker cruciaal. Tussen twee platen van geribbeld glas plaatste ze een iriserende kleurfilter, waardoor elke stap die je zet voor een ander kleurenpalet zorgt. Bekijk je de reeks van links naar rechts, dan gaat het van rozerood naar dennengroen. Bekijk je het andersom dan gaat het gradueel van grasgroen naar heel donker turkoois. En ook dat is mijn eigen observatie van iets wat hoogst veranderlijk is.

Het meest geraakt waren wij door een reeks aquaria, gevuld met paraffine-olie, met exotische namen als ‘Estriado’, ‘Blue Hawaii’ en ‘Pink Coco Lopez’. Bijna niet te beschrijven wat deze eenvoudige installatie uitlokt qua shift in je waarneming van licht en ruimte, maar we doen toch een poging. Ogenschijnlijk zou je denken dat bovenop deze waterpartijen een kleurvlak drijft. Felroze, oranje, blauw: alle nuances zijn aanwezig, en dit soms ook nog eens diffuus en ontbonden tot een spectrum. Objectief gezien weet je dat dit niet kan, en na grondige observatie moet je besluiten dat dit kleurvlak zich onderin het aquarium bevindt, maar door optische illusie dus bovenaan oprijst. Het is een voorbeeld van hoe Ann Veronica Janssens heel veel bereikt met bijna niets.

Veel van haar werken zijn het gevolg van toeval, serendipiteit of ‘happy accidents’. Zo ook de reeks werken hierboven, die ontstonden toen ze in haar keuken simpelweg vinaigrette aan het bereiden was en ze de reflecties ontdekte in de bovendrijvende olie. Ook ‘IPE 650’ is het gevolg van zo’n dagdagelijkse observatie. Door een stalen balk te polijsten tracht Janssens het spiegeleffect na te bootsen dat ze ziet bij spoorrails, die na genoeg wrijving beginnen te lijken op vloeibaar kwik of stromend water. Hetzelfde principe hanteert ze bij de ranke zuil op de Korenmarkt.

Ook één van Janssens’ bekendste werken is in De Pont te zien. Voor je de met kunstmatige mist gevulde kubus van ‘Blue, purple and orange’ mag binnentreden, krijg je duidelijke instructies van de suppoost. Eerst de ene deur sluiten voor je de andere opent (sluis), voorzichtig stappen, en als je gedesoriënteerd raakt, zoek dan een wand en volg die tot je de uitgang vindt. Het zicht in deze installatie is immers zo beperkt dat je je eigen schoenen niet meer ziet. Na een paar aarzelende voetstappen ben je inderdaad dermate verdwaald, dat je even twijfelt of je de weg terug zult vinden. Tegelijk overvalt je een overvloedige schoonheid. Janssens’ doel? Zorgen dat je blik zich verliest in het oneindige, en hierdoor terugkeert naar zichzelf. Of dit bij jou geluk of onrust opwekt, hangt helemaal af van je eigen gemoedsgesteldheid.

Als taal tekortschiet, weet je dat je met verduiveld goede kunst te maken hebt. In het geval van Ann Veronica Janssens is dat zo. Elke poging het effect van haar werk in taal te vatten is amechtig. De ervaring is zo volatiel, dat ze vervlogen is voor je naar woorden kunt reiken. Het is een beetje zoals met sommige gevoelens en sensaties die we ervaren, maar waarvoor in de Nederlandse taal nog geen benaming voor bestaat. Toch zijn ze reëel. En intens.

In elk geval kunnen we zeggen dat Janssens’ werk zo immersief is, dat je hele wezen erdoor wordt geraakt. Als ze één ding doet, dan is het je bewustzijn spreiden, uitrekken tot een grens, je uitdagen tot je brein een overload bereikt. Eyegasm na eyegasm is deze tentoonstelling, en toegegeven, onplezierig vonden wij dat niet.

‘Art complicates’, zo vatte curator Anthony Huberman het wezen van de kunst deze week samen tijdens een lezing in S.M.A.K. Dat is inderdaad wat zowel Michaël de Kok als Ann Veronica Janssens doen: ze maken je waarneming complexer, gelaagder en daardoor ook rijker. Wie zichzelf een mooi eindejaarscadeau wil doen, moet nu spoorslags naar De Pont.


Michaël De Kok, tot 20 januari 2019

Ann Veronica Janssens, tot 31 maart 2019

in De Pont, Tilburg


Dit artikel verscheen eerder op TheArtCouch

bottom of page