top of page

Van de liefde en de kunst: Judith Vanistendael

Striptekenares en illustratrice, moeder van een dochter (14), een zoon (11) en een plus-dochter (9)


Ik tref Judith Vanistendael als ze net begonnen is aan een nieuw boek, dat weliswaar al vijf jaar in haar hoofd rondtolt. Het hoofdpersonage is een soort omgekeerde, hedendaagse Penelope: zij is het niet die twintig jaar wacht op haar Odysseus, maar degene op wie gewacht wordt. Ze reist naar oorlogsgebieden om daar als arts te werken en is hierdoor vaak weg van huis. Ze verkiest deze missie boven de zorg voor haar dochter. De dochter zelf heeft daar weinig last van, haar omgeving des te meer. Hun commentaren op de afwezige moeder zijn vernietigend. Knal in het hart van onze thematiek dus: hoe doe je dat als gedreven moeder, werk en gezin combineren?


© Carmen De Vos

Judith Vanistendael: “Het wordt een boek met veel laagjes en rode draden – allemaal kwesties die me al een tijd bezighouden. Want ja, wat is er belangrijker: dat je als vrouw met zo’n job een heleboel oorlogsslachtoffers helpt, of dat je er bent voor je eigen dochter als ze worstelt met de puberteit? Vele kinderen redden of slechts ondersteuning bieden aan één? Het is een lastige vraag.Want in zo’n job moet je voluit gaan, je hebt geen keuze.

“Het zijn natuurlijk zaken waar ik zelf ook mee zit, al heb ik altijd voor mijn kinderen gekozen. Dus ja, ik heb professioneel dingen voor hen laten staan, en ik ga enkel naar het buitenland in de periode dat ze niet bij mij zijn. Als dat eens niet lukt, dan vind ik dat heel lastig.

“Met mijn ex-man heb ik een regeling van co-ouderschap. Ik vind dat verschrikkelijk, ze telkens een week moeten missen. Maar zij vinden dat goed, en hun belang gaat voor. Ik vind het niet fijn dat ik de helft van hun leven mis, maar het is niet anders. En ik hou ook van een vol huis, niet van een leeg huis. Feestjes, verjaardagen, kerst, mensen die komen dineren: dat vind ik fantastisch. In die zin ben ik een echte moederkloek, er kan niet genoeg volk aan tafel zitten.”


Wie zijt gij?

“Kinderen krijgen vond ik een indrukwekkend oergebeuren. Maar het was niet zo dat ik onmiddellijk in katzwijm viel voor mijn kinderen toen ze geboren waren. Ik moest ze eerst leren kennen en aan hen wennen: ‘Wie zijt gij?’

“Ik heb eigenlijk altijd evenveel gewerkt, ook als ze klein waren. Maar ik was hierdoor heel vaak moe. Vanaf ze naar de lagere school gingen werd dat toch een stuk rustiger en kreeg ik weer meer ruimte in mijn hoofd.

“Hoe ik werk en gezin combineer? Ik heb een atelier, en daar ga ik gedisciplineerd werken van nine to five. Ik zie het als een doorsnee job, met dat verschil dat ik mezelf doelen moet opleggen. Thuis werk ik niet, ook niet in de weekends. Als ik een inval heb, schrijf ik dat wel op, maar ik ga nooit ’s avonds aan het werk. Dat kan ook niet. Tekenen moet je minstens voor een paar uur aan een stuk doen, je moet in die flow komen, dat lukt niet zomaar voor een uurtje.”


Androgyn

“Ondanks het feit dat ik een echte moederkloek ben, beschouw ik mezelf eerder als een venterigtype. Ik krijg daar ook commentaar op. Ik draag geen frullen of bloemetjes, draag geen make-up. Zelden draag ik eens hakken. Maar moeten vrouwen wel hakken dragen? Ze zeggen dat dat is om je kont mooi te laten uitkomen, maar in de zestiende eeuw waren het de mannen die hakken droegen. Zo zie je maar hoe cultureel bepaald dat allemaal is.”

Heeft ze dan niet gemerkt dat er een verschil was in interesses, bij haar dochter en haar zoon, toen ze opgroeiden? “Ja, natuurlijk wel. De een heeft borsten, de ander een piemel. Dat kun je niet ontkennen. Er zijn verschillen. Maar als mijn zoon graag rondloopt in een roze onesie van zijn zus, waarom niet? We beseffen niet genoeg hoe contextueel dat allemaal bepaald is. En ik doe daar zelf aan mee. Toen ik vroeger met een Afrikaan samen was, kleedde ik me veel vrouwelijker, omdat hij dat leuk vond. Daarna had ik een man die kickte op jeans, dus droeg ik dat. En nu ben ik voor het eerst mezelf en kan me dat allemaal niet meer schelen.”


Wetenschap of kunst?

Ook in dat nieuwe boek met werktitel ‘Penelope’: de tweespalt tussen kunst en wetenschap. De arts Penelope is een wetenschapper, haar echtgenoot een dichter, van het klassieke soort. “Een echte dichter-dichter dus”, zegt Vanistendael, “Het is een spanning die me enorm boeit: hoe kijkt een kunstenaar resp. een wetenschapper naar de wereld? Ik ben zelf opgegroeid met een vader die schrijver was (Geert Vanistendael, AV), en zijn vrouw die chemicus was. Ik heb die verschillende invalshoeken dus van dichtbij meegemaakt.

“Zelf was ik als kind niet alleen goed in tekenen, maar ook in wetenschap en wiskunde. Ik wilde eigenlijk dokter worden, mensen concreet kunnen helpen. Dat steekt nog altijd een beetje. Maar om die job te kunnen uitoefenen moet je meer troeven hebben dan alleen kennis. Ik ben bijvoorbeeld helemaal niet gemaakt om in groep te werken. Ik snap geen machtsverhoudingen en kan niet manipuleren. Alle emoties van mensen in een groep vind ik ook zeer vermoeiend. Ik kan gewoon heel goed alleen werken.

“Ik heb dus gekozen voor de kunst, al liep dat niet van een leien dakje. Ik ging naar de kunstacademie in Berlijn, en slaagde daar niet. Dus ik dacht: ik ben geen kunstenaar. Mijn manier van tekenen en verhalen vertellen paste wellicht niet in het conceptuele opzet ginds. Maar nu denk ik: ik ben wel kunstenaar. Want ik heb dat persoonlijkheidstype. Ik ben heel gedreven en heb heel veel inspiratie. Ik ben monomaan en kan lang focussen op één ding. Aan één boek werk ik al snel drie à vier jaar. En ik kan tegen eenzaamheid, isolement en stilte. Dat zijn karaktertrekken die gunstig zijn voor een kunstenaar.

“Daarnaast ben ik een soort sponsachtig wezen. Ik kan goed observeren en er komt heel veel binnen, wat betekent dat ik een groot arsenaal aan indrukken heb om te gebruiken in mijn boeken. En ik kan me goed voorstellen hoe mensen zich voelen, wat nodig is om mijn karakters te vormen.”


Als ik de liefde verlies

“Die gevoeligheid heeft er denk ik wel voor gezorgd dat ik in een depressie ben beland, toen mijn zoon één jaar oud was. Het was een soort uitgesponnen postnatale depressie. Ik was heel moe, had geen weerstand meer en liep tegen zaken uit mijn verleden aan. Versta me niet verkeerd: ik heb geen vreselijk verleden gehad, en andere mensen zouden daar wellicht zo doorfietsen. Maar ik ben iemand die heel fel reageert op zaken, en die jaren nodig heeft om zaken te verwerken.

“Ik heb een jaar niet kunnen werken. Heel moe, heel verdrietig, en geen perspectief meer. Uitzichtloosheid dus. En een vervlakking van mijn gevoel. Ik kon geen liefde meer geven, er zat een muur tussen mij en mijn kinderen. Als ik dat nu voel, dan gaan alle alarmbellen af. Dan weet ik dat ik een time-out moet nemen, en als het niet betert: naar de dokter. Want dit blijft een levenslange kwetsbaarheid.

“Die donkere periode heeft me ook veel, zo niet alles geleerd. Ik ben volwassen geworden en heb geleerd mijn ouders niet de schuld te geven van alles. Ze zijn ook maar mensen.

“Ik heb ook andere zaken ontdekt van mezelf. Bijvoorbeeld dat ik ondanks de scheiding en ondanks de depressie altijd een diepe verantwoordelijkheid bleef voelen. Ik bleef kiezen om ‘er te zijn’. Dat ik zo geaard was, wist ik niet van mezelf. Ik dacht dat ik losgeslagen was, maar ik heb de stabiliteit van gewapend beton.”


Mooie man

En hoe doet zo’n fragiel iemand van gewapend beton het in de liefde? “Ik ben een tijd samen geweest met een kunstenaar, en dat was desastreus. Nu ben ik samen met iemand die ik al heel lang ken. Een vriend die mijn lief is geworden. Hij is totaal het tegenovergestelde van mij: hij heeft een bestuursfunctie en gedijt net heel goed in groep. Hij kan goed manipuleren, op speelse wijze, en leest heel goed machtsverhoudingen. Mensen aanzetten, inspireren, stimuleren, goesting geven, dat is zijn ding. Hij kan daar heel gepassioneerd over vertellen en dan luister ik gefascineerd.

“Ik heb sowieso niet zoveel kunstenaars in mijn vriendenkring. Wel artsen, aardrijkskundigen, geschiedkundigen. Ik heb een vriendin die bezig is met het omzetten van vrachttransport over de weg naar transport over water. Dat vind ik uitermate boeiend. Over kunst praten vind ik eigenlijk saai.

“Maar goed, mijn man dus. Mijn werk hou ik een beetje geheim voor hem, omdat hij zo’n scherpe criticus is. Zijn oordeel is vaak nogal streng. En zijn invalshoeken zijn soms heel gek. Dan denk ik: wat zegt hij nu? Maar ik neem zijn bedenkingen wel altijd mee en een tijd later blijken ze meestal nuttig. Mijn eerste lezers of de mensen aan wie ik mijn ideeën pitch, zijn wel anderen, niet mijn man. Mijn ideeën aan hem voorleggen voelt een beetje zoals een nieuw boek in het publiek gooien. Het is even eng.

“Maar voorts is het wel een hele fijne man hoor! Hij is intens, heel fel, passioneel. En ik ben eerder rustig. Het contrast is groot. Hij praat ook heel veel, ik verveel me geen minuut. Hij leeft graag, eet en drinkt graag, feest graag. En op de koop toe is het ook een mooie, stijlvolle man. Wat wil ik nog meer?”


Brussel, 2 december 2016


Dit artikel verscheen eerder op www.charliemag.be


‘Van de liefde en de kunst’ is een project van journalist Annelies A.A. Vanbelle en kunstfotografe Carmen De Vos waarbij intieme portretten gemaakt worden van artistieke mannen en vrouwen. Meer specifiek wordt gepeild naar hun visie op ouderschap in combinatie met kunst, hun visie op de liefde en hun omgang met man-vrouwissues in hun werkveld. De interviews verschenen op Charlie magazine en kwamen tot stand met een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap.

bottom of page