Sien Volders (34), auteur, moeder van drie kinderen van 9, 8 en 2,5 jaar
‘Noord’, het debuut van Sien Volders, kreeg veel lovende recensies. Het is zo’n boek waar je onmogelijk niet van kunt houden. Filmisch, romantisch, meeslepend – aan elk van uw fictionele verlangens wordt voldaan. Sien Volders is ook een vrouw waar je onmogelijk niet van kunt houden. Even meeslepend als in haar boek neemt ze me mee doorheen het woelige landschap van moederschap, liefde en schrijverschap.
De griep is gearriveerd ten huize Volders-Scheire (ja, de wetenschapsman van de VRT is dus haar eega), maar daar valt tijdens het interview weinig van te merken, behalve hier en daar een kuchje. Voor de rest brandt het vuur in Sien Volders ogen hartstochtelijk, een waterval van woorden en bijpassend gegesticuleer. Er is hete thee en een wonderlijk decor, want binnenhuisarchitectuur is één van haar vele passies: “Ik kon als kind goed opstellen schrijven, en dan hoor je al snel: jij moet schrijver worden. Het speelde wel in mijn hoofd, maar ik heb er niet bewust naar toegewerkt. Eigenlijk hou ik ervan om vele dingen te combineren. Kinderen, werken, studeren, ik heb het allemaal tegelijk gedaan. Ik ben ook vroeg aan kinderen begonnen, op mijn vijfentwintigste. Het ging erg natuurlijk, het was een logisch vervolg van het parcours van Lieven en mij.
“Ik heb kunstgeschiedenis en antropologie gestudeerd, en daarna, toen ik al werkte, nog religiestudie gevolgd. Daarnaast deed ik research en redactie bij een tentoonstellingsbedrijf. Nu werk ik projectmatig bij een interieurarchitect en een aannemer. Ik wil me niet op één ding vastpinnen. Ik heb de tijd gekregen om te rijpen, om als mens te ontwikkelen. Waarom zou men moeten debuteren op zijn vijfentwintigste? Soms kan die rijptijd nuttig zijn. Ik ken kunstenaars die pas op latere leeftijd aan hun carrière begonnen en hierdoor beter werk maken. Ze zijn ook compromislozer, en mikken direct hoog, wat hen vaak geen windeieren legt.
“Ik ben heel blij dat ik de tijd gekregen heb, en dat mijn boek die tijd gekregen heeft. Ik ben eraan begonnen in 2011, dat is een hele poos dus. Er zijn onderweg veel passages en zelfs personages gesneuveld. Het was een intensief proces, waarin ik veel van mijn lievelingen heb moeten vermoorden. Maar ik ben nu blij met het resultaat. Een volleerde romanschrijver ben ik nog niet. Dat ben je misschien pas na acht boeken, denk ik.”
Koptelefoon op
“Aanvankelijk schreef ik vooral kortverhalen. Dat was eenvoudiger in te passen in mijn drukke leven toen, met werk en kinderen. Ik liep overdag tussendoor na te denken over mijn verhaal, en ’s avonds schreef ik een drietal uur. Dan was het af. Een roman is natuurlijk totaal iets anders. Maar het verhaal was zo dwingend in mij aanwezig en werd op den duur een obsessie. Het moest geschreven worden. Als je een sterk verlangen en een zeker talent hebt, dan moet je daarmee aan de slag.
“Op een bepaald moment begon ik dat dus ernstig te nemen, en trok ik geregeld een weekend weg om geconcentreerd te schrijven. Thuis aan de keukentafel kan ik correcties doen, maar kom ik niet in de totale focus die nodig is om een roman goed op te bouwen. Na zo’n weekend intensief schrijven en schikken, voelde ik soms letterlijk pijn in sommige gedeeltes van mijn brein, alsof ze helemaal overwerkt waren en ik ze misschien wel stuk had gemaakt (lacht).
“Mettertijd leer je wel om sneller in die diepe focus te komen. Thuis doe ik soms een hoofdtelefoon om, om het getater van de kinderen en omgevingsgeluid wat te dempen, dat helpt me te concentreren. Maar ondertussen is dat een ritueel geworden, zelfs een routine, en doe ik dat ook als ik alleen ben. Schrijven lukt opmerkelijk beter als ik bepaalde zintuigen kan uitschakelen.”
High school sweethearts
“Lieven kan er goed mee om dat ik af en toe weg ben om te schrijven. Ik denk dat dat ook de sterkte is van onze relatie: elkaar veel vrijheid gunnen, elkaars honger respecteren. Daardoor werkt het ook al zo lang. Wij zijn atypische high school sweethearts, we kennen elkaar van ons zeventiende, maar zagen elkaar weinig, zowat om de twee, drie weken. Hoewel we al vroeg samen waren, lieten we elkaar ook erg vrij, en dat doen we nog steeds. Elkaar de ruimte geven voor zelfontplooiing, ruimte geven voor andere hechte banden ook.
“De meeste van mijn liefste vrienden zijn mannen, en ik hou niet van het cliché dat dat niet zou kunnen. Ik heb een wild hoofd maar een trouw hart. Sommige beginnende vriendschappen lijken op verliefdheid, dat is wel zo. Wat mij betreft is er niet zoveel verschil tussen vriendschap en liefde, op die ene, magische sprankel na. Ik voel heel veel diepe liefde voor mijn vrienden, alleen de fysieke band, de erotische roes samen is er niet. Dat is een grens die ik niet overga. Het is met monogamie zoals met democratie: het is the least of all possible evils.
“Ik hecht veel waarde aan vriendschap. Met sommigen, die ik al heel lang ken, is dat bijna een bloedband. Ik ga hier zorgvuldig mee om, en neem niet zo snel het woord ‘vriend’ in de mond. Toen ik in de laatste fase van mijn boek zat, voelde ik me wat schuldig tegenover mijn vrienden. Het was alsof ik heel diep verzonken zat in mijn schrijfproces, en telkens naar boven moest zwemmen als ik een normale conversatie moest voeren. Mijn empathisch vermogen was serieus afgenomen. Het was goed dat ik wist dat deze state of mind eindig was.”
Wanderlust
De natuur is een hoofdrolspeler in Volders’ boek. De weidse uitzichten en woeste bergtoppen van Yukon Territory, Noord-Canada, nestelen zich naderhand in je hoofd. Een beetje therapie is ‘Noord’, alsof er in je hersenkamers meer ruimte en weidsheid gecreëerd wordt. Een zuiveringskuur als het ware. Volders trok zelf twee keer naar deze uithoek van de wereld, waar je niet moet zijn, tenzij je er echt wil zijn, bevolkt door stoere mannen met baarden en vrouwen die tegen een stootje kunnen. “Om de twee jaar voel ik een zucht naar escapisme opborrelen”, zegt ze, “dan begin ik vluchten op te zoeken, voel ik dat ik even weg moet, intens alleen met mezelf zijn, geen verplichtingen, nieuwe wegen ontdekken, en soms ook nieuwe mensen. Noem het mijn Wanderlust, die met enige regelmaat terugkeert.
“De eerste keer dat ik ging was mijn tweede kind anderhalf. Ik ging probleemloos thuis weg en stond er niet bij stil dat ik eventueel last zou hebben van gemis. Maar ginds, na vijf dagen, overviel het me totaal: een fysiek gat in mijn hart dat enorm veel pijn deed. Heel vreemd, want heimwee heb ik nooit gekend. Het ebde wat weg, maar hoewel ik het daar fijn had, bleef dit gevoel me de hele reis op de achtergrond parten spelen. De tweede keer dat ik ging, was ik hierop meer voorbereid, en kon ik er beter mee om. Hoe ouder je kinderen worden, hoe meer die fysieke nood ook afneemt.
“Of mannen hiervan minder last hebben? Dat weet ik niet. Ik weet niet of het aan sekse gebonden is. Lieven kan ze alleszins ook missen. Toen de kinderen baby’s waren en hij weg moest, nam hij kleertjes van hen mee, omdat hij hun geur zo dichtbij had. We ruiken elkaar allemaal wel graag, thuis. Mijn kinderen kunnen ook zo genieten van mijn geur, ze zeggen dan: ‘je ruikt zo lekker naar mama’. Geur is zo bepalend. Ik moet zeggen dat ik Lieven nog altijd heerlijk vind ruiken (lacht).”
FUCK YOU
“Het dierlijke aan moederschap, vind ik iets heel fascinerends. Zodra je kind geboren is, nemen je reflexen het over. Je bent immens beschermend, het is een wonderlijk proces. Ik was een beest, mijn lief was een beest en wij zorgden voor onze jongen. Ik heb nooit bewust het gevoel gehad dat mijn kinderen mijn verdere leven of carrière zouden beknotten. Die eerste periode is overweldigend intensief. Ik genoot ervan, maar vond het telkens ook fijn om weer boven te komen, de wereld weer te zien. Bij mijn eerste twee kinderen ben ik telkens na de moederschapsrust weer gaan werken. Het hielp zeker dat we vanaf het tweede kind een fantastische onthaalmoeder hadden. Zij deed dat zo schitterend, was zo’n echte oermoeder, dat ik zonder schuldgevoel ging werken. Hoewel ik mezelf een goede moeder vind, dacht ik: jij kunt dit zoveel beter dan ik. Ik ga graag diep in het moederschap, maar trek ook steeds met plezier weer de wereld in. Overigens vind ik voor een kind zorgen veel moeilijker dan werken. Werken was voor mij een opluchting, eigenlijk ontspanning.
“Het goede aan het moederschap vind ik dat je een realistischer zelfbeeld krijgt. Ik heb altijd wel een zekere mate van zelfzekerheid gehad, maar evengoed rare complexen. Het is pas door kinderen te krijgen dat ik oprechte liefde voor mezelf voel, en tevreden ben met wat ik in de spiegel zie. Ook je fuck you-gehalte stijgt met het aantal kinderen. Vroeger maakte ik me veel sneller zorgen. Nu kan ik gerust met mijn drie kinderen naar een schoenwinkel trekken, en als de jongste het daar te bont maakt, en men kijkt ons aan: so be it. Natuurlijk verwacht ik dat mij kinderen zich gedragen, maar een vermoeid kleutertje is een vermoeid kleutertje. Loslaten is een kunst die je steeds meer gaat beheersen.
“Minder dan vroeger trek ik me ook aan wat anderen van me vinden. De grootste hel die we onszelf aandoen zijn de interpretaties van de percepties van anderen. Terwijl anderen zelden oordelend denken, vaak zomaar iets zeggen. Meestal kan het de ander niet zoveel schelen wat jij nu doet of laat. Wij zijn onze eigen strengste criticus.”
Ingesleten geitenpaadjes
“In die zelfperceptie huist een eeuwig wankel evenwicht, nog altijd. Op sommige vlakken volgen we hier thuis de ingesleten geitenpaadjes van de rollenpatronen. Ik kook en zorg het vaakst voor de kinderen. Op andere vlakken zit alles door elkaar. Ik bouw ons huis, leg met de nonkels tuinpaden aan, terwijl Lieven binnen gordijnen zit te stikken. Nu werk ik ter afwisseling soms voor een aannemer. Hij belt me als hij me nodig heeft, en ik bel hem als ik wil nadenken over mijn schrijven. Nog nooit heeft hij een opmerking gemaakt over het feit dat ik een vrouw ben.
“Onze generatie is zoekend, we hebben geen voorbeeld. In principe is er de vrijheid om te kiezen wat je ligt, wat je partner ligt. Wil je huisvrouw zijn en vind je daarin voldoening, waarom niet? Wil je man thuisblijven terwijl jij aan een carrière bouwt? Ook goed toch? En desalniettemin blijft het zoeken. Ik geloof ook erg in verschillende ambities in verschillende levensfasen. Het is niet omdat je nu vooral wil moederen dat je dat over vier jaar nog altijd wil doen. Een carrière hoeft geen steil opgaand pad te zijn waar je vroeg aan moet beginnen.
“Waar we vooral moeten voor zorgen is dat wanneer je verglijdt in die ingesleten geitenpaadjes, je dat doet omdat jij en je partner dat willen. Niet omdat het gemakkelijk is, of omdat het zo zou horen. Je afvragen wat je gelukkig maakt. Er wordt vaak gezegd dat het voor een man gemakkelijker is om zich volop te verliezen in het schrijverschap of in de kunst, dat een man minder last van schuldgevoel heeft. Maar kijken we dan ook eens naar de andere kant van deze medaille? Zo’n artistieke man moet vaak beroep doen op zijn werkende vrouw om rond te komen. En wordt dat dan wel als mannelijk gepercipieerd? Ik ken vrouwen en mannen die hierop blokkeren. Want net als het een cliché is dat de vrouw de zorg voor de kinderen en het huishouden op zich zou moeten nemen, is het een cliché dat de man het geld moet binnenbrengen. We wiebelen en proberen. Struikelen in rollenpatronen en klauteren er weer uit. En ondertussen geloven we dat wij wél een lichtend voorbeeld zullen zijn voor de nieuwe generatie, haha (lacht).”
Tekst: Annelies A.A. Vanbelle
Foto's: Carmen De Vos
Sint-Amandsberg (Gent), 2 februari 2018
Dit interview verscheen in de papieren Charlie, lente 2018.
‘Van de liefde en de kunst’ is een project van journalist Annelies A. A. Vanbelle en kunstfotograaf Carmen De Vos waarbij intieme portretten gemaakt worden van artistieke mannen en vrouwen. Meer specifiek wordt gepeild naar hun visie op ouderschap in combinatie met kunst, hun visie op de liefde en hun omgang met man-vrouwissues in hun werkveld. De interviews verschenen op Charlie magazine en kwamen tot stand met een subsidie van de Vlaamse Gemeenschap.
ความคิดเห็น