Ergens buiten de atmosfeer zweeft een ruimteveer. Daarin zitten twee figuren die de wereld in ogenschouw nemen. De een ziet overconsumptie, vernietigend kapitalisme, hardheid en angst, woeligheid en onmin, een natuur en cultuur onder hoogspanning. De ander kijkt en ziet zachtheid. Een onderstroom van hoop. Betrokkenheid bij de medemens, bezorgdheid om de natuur. Een ego dat afbrokkelt, winstbejag dat wegebt en plaatsmaakt voor bezieling, verbinding, belangeloze inzet.
Beiden hebben gelijk. Hun observaties zijn scherp en correct. De dichotomie die sowieso sluimert in de maatschappij bereikt stilaan een ondraaglijk hoogtepunt, ook in Vlaanderen. Er wordt bespaard op vele zachte sectoren, waaronder kunst. Tegelijk komt de verkilling van de samenleving, voornamelijk aangestuurd door angst, tot een climax. Een kunstmatige segmentatie van de maatschappij, ter bescherming van de eigen identiteit en rijkdom, die velen buitenspel zet, isoleert, deprimeert.
Wat is de rol van de kunstenaar in deze dynamiek? Met zijn gevoelige antennes is hij bij uitstek degene die bovenmatige agitatie in de maatschappij registreert. Maar ook degene die de weg wijst naar soelaas. Is het toeval dat de natuur in zovele hedendaagse kunstenaarspraktijken een hoofdrol speelt? Dat het meditatieve in de kunst een opgang kent? Dat ja, zelfs religieuze symboliek, in de vorm van hedendaagse allegorieën, op steeds meer canvassen verschijnt?
De kunstenaar als uitdrager van de hoopvolle onderstroom. Als ziener, genezer, als kanarie in de koolmijn, dé indicator dat her en der van alles mank loopt, uitgesproken sensitief voor ongunstige omstandigheden. Wie weet heeft van taoïstische principes, zal begrijpen dat kunst én kunstenaars broodnodig zijn, voor elk systeem dat zichzelf in balans wil houden. Dat creativiteit en ongebreidelde mentale vrijheid hét uitgelezen tegengif zijn voor verkramping uit angst.
Het sterkt ons in de overtuiging dat kunst maatschappelijk relevant is. We verwijzen graag naar de quote die – overigens verkeerdelijk – aan Churchill wordt toegewezen: then what are we fighting for? Waarmee werd bedoeld: oorlogsinspanningen hebben geen enkele zin, als er geen cultuur meer is om voor te vechten. We kunnen dit perfect transponeren naar de huidige tijd en plaats: als we toestaan dat cultuur, en de vrijheden die er per definitie mee gepaard gaan, worden aangetast, raken we dan niet een deel van onze identiteit kwijt? Verliezen we zo niet een flinke brok van de verworvenheden die we sinds de Verlichting langzaam en moeizaam hebben bijeengesprokkeld?
In de boekenrubriek in dit magazine bespreken we het boek De geniale stad van Koen De Vos. Een analyse van hoe Firenze in de vijftiende eeuw haar bloei en dominantie te danken had aan de stimulansen die de stad bood om innovatieve, creatieve geesten volop te laten floreren. Denk aan Michelangelo, Da Vinci, Botticelli, Brunelleschi en zoveel andere namen die eeuwen later nog steeds nazinderen. Wat het boek alleszins aantoont is dat een maatschappij die gericht is op cultuur, die openstaat voor innovatie en dit actief promoot, uiteindelijk in haar geheel beter wordt.
Het boek toont tevens aan hoe snel een bloeiende gemeenschap komt te vervallen, wanneer de focus op kunst vervaagt. Als cultuur stopt te evolueren, stopt ook de maatschappelijke evolutie. In een tijd waarin subsidies onder druk staan, willen wij samen met kunstenaars naar andere, aanvullende manieren zoeken om de dynamiek gaande te houden. Om te zorgen dat kunst haar maatschappelijke rol kan blijven vervullen en kunstenaars de nodige energetische injecties krijgen. Want inventieve tegenstemmen zijn nodig. Vrijdenkers die het vergrootglas hanteren, ons de keerzijde van de welvaart tonen, en inzoomen op de vervreemding. Soevereine geesten, die troost bieden via schoonheid, authenticiteit en echtheid - waarden die buiten de kunst steeds zeldzamer lijken te worden.
Deze tekst verscheen als voorwoord in TheArtCouch magazine #4: bestel hier
Frederic De Meyer & Annelies Vanbelle
Comments