top of page

Als animale drift en humane bezorgdheid elkaar treffen: het werk van Greet Desal



Greet Desal ontvangt ons in haar privédomein in Meulebeke. Achter het woonhuis schuilt het atelier, een grote, lichtrijke ruimte waar haar beelden je vanuit alle hoeken aanstaren en onmogelijk onberoerd kunnen laten. We vlijen ons neer in de binnentuin, een oase van groen waar de zomer al aanstalten maakt, terwijl boven ons een gebeeldhouwde bonobokop tegelijk huilt en lacht. De toon is gezet. Greet Desal is een speelse clown die als geen ander weet hoe te dansen op een bedding van weemoed.


Greet Desal werkte een hele tijd in de luwte. Als vanzelf bleken haar handen het verlangen en de virtuositeit te bezitten om dingen te maken, maar ze werd niet geboren in een kunstzinnig nest. Kunst studeren was niet aan de orde, dat deed ze pas op haar vijfentwintigste, toen ze een avondopleiding beeldhouwen ging volgen aan de academie van Roeselare en daarna tielt. “Ik wist altijd dat ik iets kon wat bijzonder was, iets wat anderen niet konden. Het kan misschien overmoedig lijken, maar dat vertrouwen in mezelf was er van jongs af, net als de drang om te creëren. Iets opbouwen uit het niets, met klei, het slijk der aarde, er is toch niets wat poëtischer is?”

Het duurde tot 2007, een kantelmoment in haar leven, na een grillig parcours in de bouw en als uitbater van een eigen eetcafé, tot ze zich helemaal kon wijden aan de kunst. Dat kwam door een mooi geschenk op haar pad – in het nabijgelegen psychiatrisch ziekenhuis zochten ze iemand om het kunstatelier te begeleiden. Dat is nog steeds haar voeding en grootste inspiratiebron: “Zonder het contact met de patiënten zou ik verarmen denk ik. Ze zijn voor mij een spiegel, waardoor ik ook mezelf ga bevragen. Waarom doe ik wat ik doe? Waarom wil ik zo graag ‘gezien’ worden? Waarom moet alles zo perfect zijn? Waarom doe ik zo hard mijn best?”

Prangende vragen, die volgens Desal deels terug te brengen zijn tot haar jeugd, die niet zo warm en doorsnee was als ze zou hebben gewenst. Een zorgzame vader, maar een zieke moeder, wier aandacht ze heeft moeten ontberen. “Dat gevoel verwerkte ik in het bas-reliëf XXX, wat voor mij een sleutelwerk is. Al dan niet gezien worden door je ouders, is volgens mij bepalend voor wie je later wordt. Misschien maakt het gebrek aan die blik en bevestiging van jou een kunstenaar. Misschien zeg je daarom de rest van je leven zo nadrukkelijk: kijk naar mij.”


Kijken in de spiegel

De thema’s die Desal aanraakt, liggen zowel binnen als buiten haarzelf. Vaak noemt ze ze zelfportretten, terwijl ze op het eerste gezicht niet altijd menselijke trekken hebben. Je moet de betekenis dan ook gaan zoeken in een diepere laag. “Die terugkeer naar introspectie is af en toe nodig. Mijn werken zijn letterlijk verwerking. Ik vertrek meestal van iets heel emotioneels, iets innerlijks wat ik veruiterlijk. Daarna neemt het technische denken het over, het rationele deel van mij als beeldhouwer. Het uiteindelijke gemaakte is een spiegel: door ernaar te kijken, krijg ik inzicht in mezelf. Je mag gerust zeggen dat mijn werken voor mij een soort van therapeut zijn. Ik zie dit als een groot cadeau, dat ik via dit medium een uitweg heb gevonden voor de zaken waar ik mee worstel. Wat als je dit niet hebt? Wat gebeurt er dan met al die niet-verwerkte dingen? Ik zeg dit ook tegen mijn patiënten: af en toe moet je de vuilzakken buitenzetten. Als je dat niet doet, begint je huis te stinken.”

Mocht u door al het bovenstaande het gevoel hebben dat het werk van Desal zwaarbeladen is en een mokerslag voor het gemoed: niets is minder waar. De kunstenares is een vinnige speelvogel, die de ogen streelt met een uitgepuurde esthetiek, soms neigend naar de vertederende sfeer van sprookjes. Maar laat je niet bedotten: de duistere ondertoon zal er altijd zijn. Zo ook in het werk Eros & Thanatos, waar de wilskracht en oerdrift van het paard vechten met een bezwaarde, schijnbaar levensmoeë menselijke voorkant. “Dat ben ik ten voeten uit”, bekent Desal, “ik ken een enorme drift om te werken, maar ben ook een neurotische piekeraar, waardoor ik mezelf soms afrem. Die dualiteit, dat is het leven zeker? Iedereen heeft zijn verbrande kantjes. De blues zullen altijd in mij zitten, ondertussen heb ik dat geaccepteerd.”


Hoogmoedige wezens

Al de hele tijd sloft de hond Tootsie, hoogbejaard maar uiterst aimabel, gemoedelijk rond op het terras. Hond en baasje wisselen wat verliefde blikken uit en hebben een eigen taaltje, er is een vanzelfsprekende verstandhouding. Je Greet Desal voorstellen zonder dieren om haar heen, hetzij in gips, keramiek of brons, hetzij in levenden lijve, is dan ook moeilijk. Het is duidelijk dat hier een natuurlijke connectie speelt, die uitmondt in een diepe bezorgdheid over de verhouding tussen mens en dier: “Hierrond maakte ik de reeks United State. Dierenlijven die overgaan in menselijke gedaantes en andersom. Voor mij zijn alle soorten gelijkwaardig, er is geen hiërarchische verhouding. De menselijke hoogmoed vind ik stuitend. Het lijkt wel of de empathie van mensen stopt bij hun hond of kat. Dat bijvoorbeeld varkens, toch wel zeer intelligente dieren, massaal opgesloten worden om ons van vlees te voorzien, daar staat men niet bij stil. Het is een soort van Auschwitz, die dieren moeten psychisch enorm onder druk staan.”

Desal heeft de mens niet hoog op. Ze vindt het een flauwe soort. “We zijn de verwevenheid met de natuur volledig kwijt. Mensen plakken aan hun scherm en praten niet meer met elkaar. Ze leven voornamelijk in de virtuele wereld. Materialisme en overconsumptie betekenen de ondergang van het Westen. We zijn niet meer met inhoud bezig of met welzijn. Onze waarden liggen volledig fout.”

Dat hele ongenoegen om the state of affairsanno 2019 komt tot een culminatiepunt in haar grote bas-reliëf Luciferian Towers, een apocalyptisch werk waar ze negen maanden aan werkte. Al haar woede en angst omtrent onze toekomst zijn hierin samengebald. Desal: “Ik baseerde me op een gravure van Hans Witdoeck uit 1638 van de Kruisoprichtingvan Rubens. Laat je niet vangen door de antieke look, feitelijk evoceer ik hier een futuristisch doembeeld. Dieren worden gevild en richten zich tegen hun belagers, de mens is herleid tot zijn basale driften, een zwangere vrouw – die voor ons doorgaans een heilige status bezit – steelt hebberig ingewanden. Een ruiter draagt een masker als referentie aan de totentrekkerijvan de mens. De massa moedigt aan, terwijl onderaan de afvalberg herinnert aan hoe ontspoord onze soort is.”


De genialiteit van de natuur

De aanklacht is makkelijk, de oplossing niet binnen handbereik. Wat doet Desal zelf om het tij te keren? “Ik ben ook geen heilig boontje. Ik eet bijvoorbeeld wel heel af en toe vlees, omdat ik dat erg graag eet. Correct is dat dus niet. Maar het bewustzijn zit in andere dingen. Ik kan bijvoorbeeld nog elke dag verwondering voelen, versteld staan van de ongelofelijke schoonheid van de wereld om me heen. Gewoon de plantjes die de kop opsteken in mijn tuin en groeien, die genialiteit daarvan! Ik ben niet katholiek, maar dat is voor mij het goddelijke. Als kunstenaar vind ik het belangrijk dit bewustzijn te bewaren, de link te zien tussen alles wat is. Ik hou enorm van natuurdocumentaires. Dieren zijn verbazingwekkend goed afgestemd op hun omgeving en op elkaar. Ze zijn veel slimmer dan wij, wij gaan achteruit, wij zijn sukkelaars.”

Deze kritische kijk op de dingen vertaalt zich in een werk als Our Daily Dead, een piëta die naadloos verglijdt van dier in mens, beiden duidelijk lijdend, waarmee Desal verbeeld wat we aanrichten met onze manier van voedsel produceren. Niet alleen de dieren, maar ook de mensen zijn hiervan het slachtoffer. En dan zijn er ook meer opmonterende werken, zoals United State 2, een hybride wezen dat lijkt op een insect, maar waarin Desal ook kenmerken van plant en mens verwerkt. De insectenromp heeft de vorm van een bloemstamper, die ook veel weg heeft van een fallus. Of hoe alles met alles verbonden is, als je maar weet hoe te kijken.


Troost

Anders dan bijvoorbeeld bij Hans Op de Beeck, die meer een scenograaf is, zit bij Greet Desal alle betekenis gecondenseerd in één beeld. Alle lagen, alle mogelijk te ontrafelen verhalen. Hun gedetailleerd uitgewerkte, gepolijste stijl is wel gelijkend. Niet altijd heeft Desal zo gewerkt. “Vroeger werkte ik meer in grove toetsen, en liet ik meer open voor de kijker. Maar gaandeweg ontwikkelde zich deze precisie. Als je eenmaal weet hoe de anatomie van een paard eruitziet, dan kun je het toch niet meer opzettelijk fout doen? Eigenlijk mis ik dat wel, die kinderlijke naïviteit, het vermogen om weer vanaf nul te herbeginnen. Het is de reden dat muzikanten plots een nieuw instrument willen leren.”

Zorgt die realistische stijl er niet voor dat de toeschouwer te veel in één richting wordt geduwd? Is er nog genoeg ruimte voor eigen invulling? Desal: “Ik denk dat een sterke vorm, een vorm waar geen twijfel in zit, ook een grote aantrekkelijkheid bezit. Als je voelt: dit is een kunstenaar die weet wat hij wil en weet hoe hij het technisch moet bereiken. Het beeld moet natuurlijk ook iets teweegbrengen, iets wat je niet kunt benoemen. Er zijn verschillende facetten: hoe een werk gemaakt is en wat het wil vertellen.”

Vroeger liet ze zich op dit punt wel eens van de wijs brengen. Door de reactie van de kijker, of eerder: door zijn of haar apathie of aversie. Nu bekijkt ze dit anders: “Ik besefte dat het niet bij mij ligt maar bij de ontvanger. Waarom word je geraakt door een werk? De voeling wordt bepaald door je eigen levensverhaal. Je kunt pas iets zien als het ook in jezelf zit. Als de data in jouw hoofd resoneren met deze in het mijne, dan krijg je herkenning. En herkenning betekent troost. Want dan voel je, al is het maar voor héél even: ik ben niet alleen op de wereld. Samengevat is dat wat ik wil bereiken met mijn kunst: troosten.”


Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch.

bottom of page